‘Ze komen eraan!’ schreeuwt burgemeester Theo bijna triomfantelijk terwijl het luchtalarm oorverdovend klinkt. En inderdaad: rechts op de dijk verschijnen Russische troepen uit het bos terwijl gelijktijdig links Nederlandse militaire voertuigen en bussen uit de jaren zestig en zeventig opduiken. Het is menens: het volledige publiek wordt geëvacueerd, dwars door het dorp gereden en achter de dijk gedropt. Het is het beoogde dramatische hoogtepunt van de grootschalige locatievoorstelling Operatie IJssellinie, maar is dat juist niet.

Het begin is sober en ingenieus, in al zijn eenvoud. In kleine groepjes wandelt het publiek langs een aantal tableaux vivants over landgoed De Haere, gelegen tussen Olst en Deventer. We zien aan de rechterhand een doorsnee gezin uit de jaren vijftig: tijdens het eten, het bidden voor de maaltijd, het naar bed brengen van een kind, we horen het vrome gezang. Aan de linkerhand zien we wat zij niet mochten zien: soldaten, het doelloze heen en weer slepen met kratten, legertenten, verveling. Maar bovenal: de restanten van een van de meest krankzinnige en tot 1990 met geheimzinnigheid omgeven verdedigingswerken die ons land kende: de IJssellinie.

Aan het begin van de Koude Oorlog voorzag de IJssellinie in de verdediging van Nederland tegen opkomende Russische troepen door letterlijk een op sommige plaatsen ruim tien kilometer brede strook onder water te zetten. De linie liep van Kampen tot Nijmegen en verder Duitsland in. Over alle details was nagedacht: niet te veel water, want dan kwamen ze gewoon varen, maar ook niet zo weinig dat tanks er doorheen zouden kunnen rijden. De beste ingenieurs van Delft werden ingezet.

Vermoedelijk geloofde geen van de betrokkenen op hoger niveau er echt in, want op Hollandse wijze werd vooral gezocht naar de allergoedkoopste oplossingen en werd nooit echt werk gemaakt van evacuatieplannen, niet in de laatste plaats omdat officieel er niemand van mocht weten, op een enkele burgemeester na.

Nadat duidelijk werd dat ook de Russen beschikten over waterstofbommen werd het hele project in 1965 stopgezet – uiteraard moesten alle documenten nog wel vijfentwintig jaar geheim blijven, want god verhoedde dat in 1965 een journalist er al achter was gekomen dat de Nederlandse regering serieuze plannen had om het leven van bijna een half miljoen mensen in gevaar te brengen vlak na de watersnoodramp van 1953. Een verdedigingslinie die bovendien alles en iedereen ten oosten van de IJssellinie opgaf.

Zover is het nooit gekomen, en uit uitgelekte plannen van de voormalige Sovjet-Unie blijkt dat op dat moment daar plannen waren voor drie kernbommen op Nederland: Amsterdam, Rotterdam en Apeldoorn. Alles ten westen van de IJssellinie dus, want natuurlijk wist de vijand van onze plannen, net zoals vele mensen die daar woonden – een aanzienlijk deel van de bouwwerken voor de IJssellinie was en is zeer zichtbaar.

Operatie IJssellinie speelt behendig in op de paranoia van het eind van de jaren vijftig, waarin elke Poolse vrachtwagenchauffeur op de dijk wellicht een spion is. Het leidt er in de voorstelling onder andere toe dat een koe door een al te nerveuze soldaat wordt neergeschoten en even later de nieuwe koelwagen van de slager wordt doorboord met kogels.

Handelingen die opzettelijk uitvergroot worden omdat ze op de dijk, op grote afstand van het publiek plaatsvinden. De handeling op het grasveld, dichter bij het publiek, is heel slim klein gemaakt. Daar zien we de naïeve burgemeester van Olst, die gehouden aan zijn geheimhoudingsplicht en zijn zorgen over het dorp en vooral zijn gezin, meer en meer de realiteit verliest. Met de autootjes waarmee zijn dochter als klein kind speelde, probeert hij een evacuatie voor te bereiden, maar raakt zo verstrikt in zijn eigen gedachten dat zijn vrouw hem verlaat.

Hij ziet al snel niet meer wat echt en ingebeeld is, en in het subtielere maar echte dramatisch hoogtepunt van Operatie IJssellinie wandelt een grote groep figuranten met koffers – op de vlucht voor wat? – over het speelvlak. De burgemeester spoort zijn vrouw en dochter aan ook te vertrekken, hij zal zelf pas als laatste het zinkend landschap verlaten.

En dan gaat het alarm. De evacuatie is een feit. We stappen in legervoertuigen en bussen. Laten ons rijden. En juist hier wringt het. We zitten wel achterin de legertruck, maar voelen geen angst, laat staan paniek en al helemaal geen schuldgevoel als we de spelers die in het dorp naar de colonne roepen achterlaten – het heeft niets met wanhoop te maken, eerder met gezellig uitzwaaien. Wij zijn slechts op weg naar de prachtig uitgelicht slotscène.

Aan de overkant van een van de uiterwaarden van de IJssel zingt een schimmig koor, dat als vanzelf associaties oproept met de mogelijk verdronkenen en de Russische troepen. Of zijn zij ook gewoon wanen van de burgemeester, die voorbij vaart op wat lijkt op zijn gezonken bureau.

Het is bewonderenswaardig dat de makers niet gezwicht zijn voor de verleiding een grootste locatie te koppelen aan een zo groot mogelijk verhaal met zoveel mogelijk rollen. Operatie IJssellinie draait om één personage: burgemeester Theo (Klemens Patijn), alle anderen zijn uit bordkarton gesneden. Dochter Anna (Janiek Vreeken) die wel wat ziet in het communistische ideaal, maar heel clichématig zwanger raakt van de al te brave soldaat Hendrik (Jelle Mensink). Van zijn lompe maar vooral bange tegenhanger tot de trotse slager op zijn nieuwe koelwagen. Zelfs de vrouw van de burgemeester maakt geen ontwikkeling door. Problematischer is dat de beklemming van de Koude Oorlog, noch de waanzin van de burgemeester echt invoelbaar gemaakt wordt, daarvoor is de afstand tussen publiek en spelers te groot.

Maar Operatie IJssellinie moet niet verward worden met een grote of vlakke vloer voorstelling in een regulier theater. Producties als deze en recentelijk Het verzet kraakt zijn bovenal community theatre, waarin professionele makers samen met honderden vrijwilligers en amateurspelers en -zangers een wezenlijk deel van de eigen geschiedenis, de eigen omgeving tastbaar maken.

Dat een plaatselijke EHBO-vrijwilliger de theaterillusie verstoort door te zeggen: ‘Rechts lopen graag, want links is het nogal natgeregend. We spelen hier een noodsituatie na, we willen niet echt aan het werk moeten!’ is daarom niet erg. Dat de chauffeur van een van de jaren zestig bussen even later vraagt hoe de voorstelling eigenlijk afloopt evenmin.

Iedereen weet namelijk hoe al het in werkelijkheid afloopt: die Russen, ze kwamen niet.

Foto: Jan Amse