Begin er maar eens aan, een toneelbewerking van De scheepsjongens van Bontekoe. Niet het makkelijkste boek om anno 2023 naar de bühne te brengen. Theatergroep De Jonge Honden vat de koe bij de hoorns en levert onder regie van Jolmer Versteeg een frisse adaptatie van dit oudhollandse avonturenboek.

Het boek, dat in 1924 werd geschreven door Johan Fabricius, is gebaseerd op de logboeken van schipper Bontekoe, die in 1618 namens de VOC naar Java voer. Fabricius zet drie scheepsjongens van het schip in de hoofdrol en maakte er een spannende jeugdroman van. Inmiddels zijn veel denkbeelden van toen, waarin de VOC wordt bejubeld en de jongens bang worden gemaakt voor de ‘inlanders’, natuurlijk niet meer van nu.

Deze bewerking lijkt echter op het eerst zicht vrij rechttoe rechtaan. Scheepsjongens Hajo, Rolf en Padde monsteren aan op de Nieuwe Hoorn en onder schipper Bontekoe beleven ze min of meer dezelfde dingen als in het boek. Schrijver Wessel de Vries weet de kritiek op het boek, zoals op het koloniale en racistische perspectief, middels een paar slimme ingrepen in de voorstelling te metselen, onder andere door de acteurs in intermezzo’s als zichzelf de vierde wand te laten breken en te laten reflecteren op het verhaal.

Hier en daar wordt afgeweken van het boek, maar nooit te veel. De intermezzo’s trekken een lijn door die in het verhaal zelf wordt ingezet: Bontekoe legt op een gegeven moment aan Hajo uit dat hij de logboeken schrijft, en hij dus bepaalt hoe deze reis zal worden herinnerd. Wie schrijft het verhaal, oftewel, wie schrijft de geschiedenis? Hoe bepalen we welk perspectief we onszelf aanmeten, als het gaat om de Gouden Eeuw? Door de acteurs in het verhaal te laten inbreken als de makers van deze bewerking, maakt De Jonge Honden op scherpe wijze inzichtelijk dat deze bewerking een nieuw perspectief aanmeet op dit verhaal.

Het is overigens een blijvend, maar onderhuids leidraadje. De scheepsjongens van Bontekoe is een familievoorstelling, en dus ligt de focus toch vooral op de avonturen. Zes acteurs spelen afwisselend alle rollen. De Jonge Honden doen daarbij hun naam eer aan. De spelers (Yari van der Linden, Pleun de Roode, Jelle Mensink, Rosa Weekers, Annabelle Hinam en Miracle van de Ruit) tuigen de voorstelling op met een springerige, schalkse energie.

Het gros van de voorstelling bestaat uit tekstscènes, die worden afgewisseld met scenografische manoeuvres. Met abstracte blokken worden concrete locaties gecreëerd, en met licht, rook en projecties ontstaan stormen, branden en mythische zeegoden. Zeker die laatste verdient een eervolle vermelding: de videoprojecties en animaties (Wieger Steenhuis) brengen ‘Oh’s en ‘Ah’s ten gehore vanuit de zaal.

De scènes met fysieke actie, licht en geluid, of videoprojecties, voelen als fijne tegenpolen op de soms toch wat lange lappen tekst. Wat dat betreft blijft de voorstelling wel duidelijk een boekbewerking. En sommige scènes, zoals de storm op zee of de scheurbuik die in het boek integraal onderdeel zijn van het verhaal, voelen hier toch een beetje als moetjes. Goed, een kleinigheidje blijf je houden. Wat bewerkingen betreft, levert De Jonge Honden een trouwe en tegelijkertijd vernieuwende adaptatie af.

Foto: Jan Amse