Het afgelopen decennium maakt vooral één theatervorm een enorme opmars: de regionale productie. Producties waarbij veelal amateurs, professionals in wording en professionals binnen een hybride theatervorm op locatie onderwerpen, verhalen en gebeurtenissen uit de regio vertellen. Producties die vaak gemaakt worden met subsidies die afkomstig zijn van de gemeente, regio en provincie, binnengehaald met de belofte van talent- en cultuurontwikkeling binnen de regio. Maar worden die beloftes ingelost? Wat brengen deze producties voor de bezoeker en het talent uit de regio? En hoe regionaal zijn die producties echt?

Dat deze producties qua bezoekersaantallen een succes zijn en daarmee financieel interessant voor theaters en producenten maakt dat we ze als paddenstoelen uit de grond zien schieten in de zomer, maar ook steeds vaker in de winter. Ripperda, Boer Koekoek, Het was zondag in het zuiden, De vergeten Twentse lente, Dhlomo, Harmonie en Fanfare zijn een aantal producties die de afgelopen maanden in première zijn gegaan. Daarbij speelden de laatste vier allemaal in Overijssel tussen april en juli van dit jaar. Vooral deze vier producties zullen het onderwerp zijn in deze analyse.

‘Uit de regio.’ Wat bedoelen we daarmee en wat is de gevoelswaarde ervan? Binnen het in de markt zetten van bijvoorbeeld restaurants worden steeds meer termen gebruikt als ‘regionale producten’ of ‘van locale teelt’. Dat houdt bij één van de toprestaurants van de wereld, De Librije in het Overijsselse Zwolle, in dat ze bij Eef Stel in Dalfsen hun groenten halen. Regionaal is in dat geval: binnen 15 kilometer. Het vlees komt veelal bij slagerij Ter Weele uit Oenen vandaan, ongeveer 30 kilometer van het restaurant. Als toprestaurant laat je hiermee zien dat je graag met het beste uit je eigen regio werkt en dat het zich kan meten met wat er mondiaal op dat niveau gedaan wordt. Als consument associeer ik ‘uit de regio’ met woorden als: betrouwbaar, herkenbaar, toegankelijk, laagdrempelig, klimaatneutraal en steun aan locals als het aankomt op het bezoeken van een eetgelegenheid.

Maar hoe zit dat bij theater? Wat verwachten we daarbij als we het over ‘uit de regio’ hebben? Ik zal laten zien dat er twee soorten percepties zullen zijn. Allereerst zij voor wie voorstellingen gemaakt worden: het publiek. De bezoekers van de regionale producties zijn grotendeels mensen uit de regio. De afgelopen jaren voerde ik voor en na voorstellingen verschillende gesprekken met bezoekers van regionale producties. Geen officieel diepgaand perceptieonderzoek, maar gesprekjes waarin ik als bezoeker andere bezoekers uit interesse vraag waarom ze zijn gekomen. Het nummer één antwoord is: ik ken iemand die meedoet. Gevolgd door: het verhaal of onderwerp spreekt mij aan. Soms komt ter sprake of ze ook vaker naar het theater gaan. Ze zeggen dan vaak dat ze liever naar ‘dit soort voorstellingen’ gaan dan naar ‘echt theater’.

Een werkelijk perceptieonderzoek zou op dit punt interessant zijn. Mijn persoonlijke conclusie hieruit is echter dat een grote vorm van betrokkenheid met het thema en de medewerkers van de producties – twee zaken die we als ‘regionale invloeden’ kunnen zien – ervoor zorgen dat de bezoekers die ik sprak graag naar deze voorstellingen gaan. De uitverkochte tribunes en verlengde speelperiodes laten zien dat het publiek de regionale producties omarmt en dat daarmee cultuurontwikkeling in de regio gestimuleerd wordt.

De andere kant is de ‘talentontwikkeling in de regio’ die deze producties nastreven. Veel van deze producties zouden geen doorgang vinden als niet tientallen, zo niet honderden vrijwilligers onderdeel zouden zijn van productieteams en casts. Van parkeerwachter tot orkestlid tot het spelen van een bijrol: zij dragen op hun manier bij aan producties in hun regio. Deze vrijwilligers zijn in twee groepen te verdelen: ‘vrijwilligers voor de leuk’ en ‘vrijwilligers met een ambitie’.

Er zijn vrijwilligers die het leuk vinden om voor een paar weken onderdeel te zijn van een productie, maar niet (meer) de ambitie hebben om daar hun beroep van te maken. In de kunstsector ook wel gekenmerkt als: amateurs. Een woord dat in mijn optiek in de westerse wereld een vrij negatieve lading heeft gekregen als het door ‘professionals’ uit wordt gesproken. Terwijl het in de basis ‘liefhebber’ betekent. Ik zou graag willen dat professionals – ook binnen de theaterwereld – zich af en toe weer wat meer als ‘amateurs’ gedroegen en de liefhebber in zichzelf hervonden, maar dat terzijde.

Daarnaast staan er ook vrijwilligers klaar die dolgraag van hun taak binnen zo’n productie in de toekomst hun werk willen maken. Dit zijn veelal jonge mensen die als amateurs de weg naar het MBO of HBO nog moeten vinden of zij die een professional in wording zijn omdat zij al een MBO- of HBO-opleiding volgen: stagiaires.

Waarom zet ik dit zo uiteen? Om duidelijk te maken dat er een hele grote groep is die zich in het zweet werkt voor een maaltijd, soms een vergoeding, maar bovenal voor de ervaring.

Naast deze enorme hoeveelheid aan vrijwilligers staan de professionals; het betaalde hart van de regionale producties. Producenten, productieteam, decor-, kostuum-, licht- en geluidsontwerpers, tekstschrijvers, componisten, regisseurs, muzikanten, muzikaal leiders en acteurs. Waar komen deze hoofdzakelijk vandaan? Misschien raadt u het al: van de vier producties die in Overijssel speelden komt een groot deel van de betaalde krachten niet uit Overijssel of de regio maar uit de randstad.

Nu wil ik absoluut geen discussies voeren of deze randstedelingen kwaliteiten met zich meebrengen. Ik ben groot fan van het werk dat regisseurs Liesbeth Coltof, Jaspers Verheugd, Ko van den Bosch en betrokken creatives en cast de afgelopen jaren naar de Nederlandstalige theaters brachten. Ook de recensies over de voorstellingen waar ik het over heb waren overwegend positief.
Maar ergens wringt de schoen als een regio goed genoeg is om een voorstelling te maken, er een heleboel goede (bijna) gratis krachten te vinden zijn, maar dat er bij het aanstellen van betaalde krachten bijna steevast gekozen wordt voor gekende namen die van (ver) buiten die regio komen.

Dit verschijnsel zien we helaas binnen heel veel sectoren in Nederland. De randstad lijkt de standaard te stellen, waarbij we erin zijn gaan geloven dat we – om ook een hoge standaard te behalen – met regelmaat mensen uit de randstad in hoge functies plaatsen in ‘de regio’. Deels is dat misschien ook een kwestie van ‘eigen schuld, dikke bult’ want de nuchterheid en bescheidenheid die veel bewoners van bijvoorbeeld noordoostelijke provincies zich aanmeten is ook iets waar men zelf doorheen kan breken. Maar het helpt niet mee als instellingen en bedrijven daarin geen voorbeeldfunctie aannemen. Ook in de culturele sector zien we dit. De term ‘brengt een eigen netwerk’ met zich mee is dikwijls te vertalen naar ‘heeft connecties in de randstad’.

Dus hierbij wil ik hen die al die prachtige regionale voorstellingen produceren vragen om de regionale waarde van deze voorstellingen verder uit te breiden en te verankeren. Neem de uitdaging aan om zoveel mogelijk mensen uit de regio op betaalde functies te zetten, blijf iedere keer de moeite nemen om goed te zoeken naar dat talent uit de regio en waar het echt niet anders kan zoek in de aangrenzende provincies, maar probeer weg te blijven van de vaste geijkte namen die regisseurs zelf met zich meebrengen.

Niet alleen bij de producenten ligt een taak. Ook subsidieverstrekkers kunnen hier een aandeel in hebben. Het zijn namelijk de klinkende namen – niet het onbekende talent uit de regio – die subsidies veel sneller en makkelijker bij producenten laten komen. Natuurlijk heeft dit alles met bezoekersaantallen en geld te maken. Maar de regionale bezoekers zeggen dat ze komen voor de thema’s en de mensen die zij kennen uit hun regio. Sterker nog: de hoeveelheid aan amateurs die in een productie meespeelt is een verdienmodel op zich, want een ieder neemt weer diens eigen achterban mee. Dus als er meer regionale creatives en cast aangetrokken gaan worden voor betaalde functies, dan zullen er misschien zelfs nog wel meer mensen vanuit de regio komen.

Daarnaast is het voor gemeenten en provincies alleen maar goed dat het geld van subsidies uitbetaald wordt aan mensen uit de gemeenten en provincies waar de subsidies worden afgegeven, want dat geld wordt waarschijnlijk ook weer grotendeels uitgegeven in de gemeenten en provincies. Dat is investeren in Talent- en Cultuurontwikkeling en het toekomstbestendig maken van regio’s die nu langzaamaan leeg stromen richting de randstad.

As kritische lezer van dit stuk zal u zich vast afvragen: wat is jouw belang? Is er sprake van vooringenomenheid? En het antwoord is: absoluut! Ik ben opgegroeid in Overijssel, ik heb het grote deel van mijn kunstonderwijs gekregen in Overijssel, ik woon al 18 jaren in Zwolle, ik werk als theatermaker en ben senior docent op een MBO theateropleiding in Overijssel. Dus ja, ik gun het collega’s en studenten in alle regio’s van Nederland en mijzelf dat we allemaal op waarde worden geschat. Zoals ons Zwolse toprestaurant de spruiten uit Dalfsen op waarde weet te schatten.

Martijn Boer. Deze brief is met meerdere professionals uit Overijssel besproken en zij allen onderschrijven het besproken probleem en de urgentie ervan.

Foto: Ben van Duin – Boer Koekoek