Eén vals geblazen noot in het muziekkorps van Giethoorn leidde 65 jaar geleden in de film Fanfare van Bert Haanstra tot een hoog oplopende controverse. Twee muzikanten vuurden de rivaliteit aan, Geursen en Krijns. Nu is op locatie in het Overijsselse waterdorp een theatrale remake te zien, Theaterspektakel Fanfare. Die draait om een dirigentenruzie annex verzoenend liefdesverhaal tussen Valentijn en de jonge vrouw Aike. Muziekcorps Kunst & Vriendschap dreigt opnieuw ten onder te gaan. 

Het pittoreske dorp is nog eens pittoresker gemaakt met Gieterse ofwel Giethoornse hoge boogbruggen en een fanfaretent. Kleinzoon Valentijn van de dirigent van toen keert uit de stad naar zijn geboortedorp terug met een geheime missie: hij moet het futloze blazerscorps nieuw leven inblazen, en er is ook iets belangwekkends met geld.

Van opa leerde hij dirigeren, nu neemt hij ongevraagd het dirigeerstokje van Aike over, zijn jeugdvriendin. Valentijn is stads geworden, Aike runt hotel ‘Het Gietertje’ en is haar dorp trouw gebleven. Acteur en toneelschrijver Louis van Beek zorgt voor de tekst, waarin hij nieuwe verhaallijnen verweeft met de filmplot van destijds.

Natuurlijk klinkt meteen in het begin de Fanfare in Es, lekker uitbundig gespeeld. Destijds, in 1958, zagen 2,6 miljoen mensen de film met iconische beelden: koeien en melkbussen op een platte schuit, het blinkende koperwerk van de fanfare, veel eendengesnater, bootjes in smalle grachten. Giethoorn werd wereldberoemd. Van Beeks theaterbewerking in de regie van Anne de Blok is geen letterlijke herhaling van de film en is evenmin een geheel nieuwe versie ervan. Ze zweeft er ergens tussenin, met behoud van nostalgie naar toen en een nieuw romantisch liefdesverhaal.

Het dilemma tussen nostalgie en hedendaags zorgt ervoor dat we naar twee voorstellingen kijken: wie de film zag, ziet óók de film. Wie de film niet zag, ziet een voorstelling die verwijst naar vroeger. Hetzelfde dilemma doet zich deze zomer voor met de recente operaversie van Tsjechovs De Kersentuin door Holland Opera. De vraag is gerechtvaardigd: voor wie maak je zo’n remake? Wie alles voor het eerst ziet, vraagt zich terecht af wat het belang is. In beide gevallen is het een verrijking het origineel te kennen, maar dat mag geen voorwaarde zijn.

Wat in dit theaterspektakel toch opvalt is het betrekkelijk schematische van de plotlijn. De dode opa, vertolkt door Peter van Heeringen, geeft kleinzoon Valentijn (Mattias Van de Vijver) de opdracht fanfaredirigent te worden. Van Heeringen blijft prominent in beeld, als een schim. Dat is een mooi gegeven. Van de Vijver vertolkt Valentijn niet echt met empathie, ik kon niet geloven dat hij hecht aan zijn geboortedorp of aan jeugdvriendin Aike.

Een opvallend element is dat hij een ‘kindervlam’ heeft met Willem (Christiaan Koetsier). Willem was verliefd op Valentijn en hij wijdt aan die jeugdige jongensliefde een mooi lied. Die bekentenis, gespeeld in een hoek van het podium, zet de voorstelling onverhoeds helemaal stil. Het is tegelijk een belangwekkend moment waarop Valentijn tot inzicht komt, of zou moeten komen. Jammer is het dat de Valentijn van Van de Vijver meteen weer kiest voor een druistige speelstijl, met behoorlijk wat overacting. 

Ook Aike van actrice en muzikant Wendy Briggeman ontkomt niet geheel aan de wat vlakke inhoud van haar rol. Je zou willen dat de beide hoofdrolspelers een extra verdieping, een persoonlijkere gelaagdheid in hun rol hadden aangebracht. De sterkste scène is die waarin ze elkaar oproepen tot de liefde met behulp van een korte, indringende trompetsolo. Dan weet je weer dat alles draait om de muziek. Sterke rollen zijn die van Gerard als voorzitter van de muziekkapel (Fabian Jansen) en zijn vrouw Jannie (Hilke Bierman). Zij zwengelen de strijd aan en laten welbewust de boel ontsporen.

Misschien is het opmerkelijkste aan het script van Van Beek dat er veel wordt gerefereerd aan de dood. Het echtpaar Gerard en Jannie heeft hun zoontje Teun verloren, de moeder van Valentijn stierf jong, zijn vader is ook te vroeg doodgegaan en opa is de levend dode in de voorstelling. ‘Waarom gaan vaders toch vroeg dood?’, vraagt Valentijn zich hardop af. Die ondertoon schuilt vooral in de vaak prachtige liedteksten van Van Beek, begeleid door nieuwe composities van Fons Merkies met in mineur klinkende instrumenten als cello en gitaar. Evenals Van Beek verbindt Merkies vroeger met nu.

Misschien is het ook niet verwonderlijk, de dood als theatrale insluiper in Fanfare als voorstelling. Per slot kijken we naar een cinematografisch monument van 65 jaar geleden. Met dit gegeven had de spelregie meer kunnen doen, al was het maar door veel luidruchtig bijwerk (zoals een boot met koorleden die snateren en kwaken als eenden of een misplaatste choreografie) wat te temperen en accent te leggen op de inhoud, en vooral de moed te hebben te vertragen en niet alles in haast af te wikkelen. De sterke plotlijn met dood en vergankelijkheid als grondtoon maakt voor mij uiteindelijk de voorstelling belangrijk, en op bepaalde momenten beslist ontroerend.

Foto: Kasper Veenstra