‘Storkianen’ noemen de arbeiders zich van de machinefabriek Stork, gevestigd in Twente. Het is 29 april 1943, ze komen in verzet tegen de Duitse bezetter die jonge jongens op transport wil zetten naar de Duitse machinefabrieken. Hun opstand duurt kort, tot 3 mei, maar de pijn van deze April-meistakingen is tot op heden voelbaar. In De vergeten Twentse lente, een groots opgezette, drie uur durende muziektheaterproductie die zich afspeelt in de hangars van het voormalige Vliegveld Twenthe bij Enschede, staan de werkmannen stoer op het toneel. Aan het slot vallen ze neer in het zand van een open stuk bos, gefusilleerd door de Duitsers. 

We beginnen in 2023, in een realistisch nagebouwd Twents dorp met plein en al. Een man komt op, Jan Hendriks heet hij, gespeeld door Laus Steenbeeke. Hij is een van standrechtelijk gedode mannen uit 1943, zijn lichaam is onvindbaar. In enkele krachtige zinnen zet hij in de proloog de hele tragiek van vroeger en nu sterk neer. Kort daarop verschijnt zijn kleindochter Fenna (Johanna ter Steege), zij keert na jarenlang in politiek Brussel te hebben gewerkt terug naar haar Twentse geboortedorp en wordt burgemeester.

Als ze oog in oog komt te staan met haar broer Epi (in een dubbelrol ook Steenbeeke), een garagehouder, ontbrandt een woedende ruzie, pats boem, in voluit Twents. Aanvankelijk begrijp je de onmin tussen broer en zus niet, maar gaandeweg onthult de voorstelling alle verborgen emoties en trauma’s. Broer en zus zijn, net als hun moeder en grootmoeder, getekend door de gefusilleerde grootvader. Zijn gewelddadige dood in het bos heeft tot gevolg dat hij voorgoed onvindbaar is. Zijn vrouw en dochter worden er gek van in hun hoofd en ze zoeken hem een leven lang vergeefs.

Deze op zich al dramatische verhaallijn krijgt een tweede lijn: een Amerikaanse jongeman, Benjamin, duikt op om het dorp een erfenis te schenken van vijftigduizend euro. Deze erfenis is van zijn grootmoeder, een joodse vrouw die haar leven heeft te danken aan onderduik in het dorp. In een flashback zien we het kleine meisje met zwart krullend haar en dunne beentjes aan de hand van een dorpeling. Ze is acht jaar wanneer ze in handen van haar onderduikmoeder komt, ze heet eigenlijk Roos maar moet zich Willemien noemen. Het is een ontroerende scène. Maar het geschonken geldbedrag moet door de prille burgemeester Fenna verdeeld worden en dat leidt tot dorpsruzie en uitbarstingen van onverwerkte gevoelens die allemaal wijzen naar die ene staking.

De verhaalconstructie waarin 1943 verbonden wordt met het heden is slim gedaan door auteurs Don Duyns en Bouke Oldenhof. Dankzij de ingenieuze belichting, volop actie, stille scènes en groepsscènes, een vernuftig decor (Guus van Geffen) en razendsnelle dialogen neemt de voorstelling de toeschouwer moeiteloos mee door de tijd heen. Als bijvoorbeeld duidelijk wordt dat de burgemeester misschien wel een asielzoekerscentrum wil bouwen voor het geld, wordt ze met stenen door het raam van haar woonhuis bedreigd. Het geld moet, zoals Epi zegt ‘bij ons blijven’. Subtiel detail is dat Fenna de onderduikers van toen vergelijkt met de vluchtelingen van nu. Regisseur Liesbeth Coltof weet de handeling sterk te sturen en het muzikale aandeel van Helge Slikker, met enkele covers van Boudewijn de Groot, onderstreept de dramatische momenten en brengt aan het slot een lied over wederzijds begrip.

Drie drama’s grijpen in elkaar: dat van een verdeelde dorpsgemeenschap, een getraumatiseerde familie en een onverwerkte oorlogsverleden. Die verwevenheid is knap, maar lang niet elke zijweg draagt bij aan het geheel. De productie is eerder gedreven door de heftige plotlijn dan door verstilde menselijke interactie. Voor wie het Twents niet beheerst, zal de uitvoering niet altijd goed te volgen zijn. Het concept van deze locatievoorstelling werd bedacht door Johanna ter Steege die hier in 2019 het zeer geslaagde Hanna van Hendrik bracht, ook over een besloten dorpsgemeenschap. Een geheel andere productie die eveneens het Twentse oorlogsverleden in kaart bracht was de Almelose stadsmusical Het verzet kraakt uit 2017. Dat oorlogsverleden kent beslist niet alleen helden, maar ook mensen die ervan verdacht worden een verrader te zijn. Onder die last lijdt Luuk (Stefan de Walle) wiens grootvader bij een gruwelijk verhoor namen noemde van verzetsmensen. Door de prille liefde tussen hem en Fenna probeert Luuk weer een plek in de dorpsgemeenschap te krijgen. De voorstelling springt ook in de tijd heen en weer: de volwassen personages van nu spelen ook jeugdversie daarvan. Mooi idee: vroeger bepaalt hoe je nu bent.

De beide eerste bedrijven zijn extreem rauw en realistisch gebracht, telkens in een andere hangar. De derde statie speelt zich af op een zandvlakte met een heuvel in het midden. Hier kiest Coltof voor een bijzondere stilering: de opgepakte arbeiders in broek en wit onderhemd dolen er rond. Hun vrouwen staan terzijde. Als in een Grieks koor verhalen zij over de wijze waarop hun mannen werden gefusilleerd, de vrouwen waren geen getuige, maar ze wísten het, ze zágen het. Een voor een vallen de mannen in stilte in het zand. Dat is een krachtig beeld. De liedteksten benadrukken compassie, verzoening en wederzijds vertrouwen, als metaforen voor hoe om te gaan met elkaar in een wereld die nog altijd door tegengestelde belangen wordt verscheurd.

Foto: Roy Beusker en Annemieke van der Togt