BOG houdt een woordentocht, een lange woordentocht, een lange zoektocht naar dat korte verlichte moment, naar die minuut of seconde, naar dat moment dat ertoe doet, dat Uur U, dat in de filosofie het Kairos-moment wordt genoemd, als tegenhanger van de Chronostijd, de meetbare tijd die steeds verder en ononderbroken verder tikt. BOG is met reflecties in woorden, klank en beeld op zoek naar dat moment dat de fik in de pan laat slaan, dat moment waarop de waarnemingstijd stil kan staan.

Zes jaar geleden kenden de artiesten van BOG op Theater Aan Zee in Oostende hun eerste succes. BOG was de titel van die eerste productie, nadien namen ze dat woord als naam van het gezelschap en volgden er praktisch elk seizoen voorstellingen met steeds eenlettergrepige titels. Als een keurmerk om hun compactheid én hun helderheid te vatten.

De mensen van BOG gaan op zoek naar antwoorden op de grote vragen van het leven, op een speelse en heldere manier met in het achterhoofd dat je die antwoorden moeilijk en zelfs niet vindt, maar dat die queeste van vragen stellen, gesprekken voeren en antwoorden verzinnen dat leven (toch een beetje) aangenaam kan maken. BOG is het Nederlands-Belgisch collectief van theatermakers Sanne Vanderbruggen, Benjamin Moen, Judith de Joode en Lisa Verbelen, zakelijk leider Anne Baltus en dramaturg Roos Euwe. Ze maken theater vanuit ‘het verlangen naar overzicht, naar een objectieve blik’, zoals ze zelf aangeven. Het zijn meestal collectieve producties, en met hun laatste ALL. staan ze nu ook op Theater aan Zee. FIK. Een lichte verzameling ging er in première.

FIK. is een productie van de Judith de Joode. Zij doet dat samen met de muzikant Harald Austbø, die we al vaker hebben zien en horen schitteren bij De Nwe Tijd, in onder andere de Heimat-reeks. De Joode zoekt met woorden naar het Kairos-moment, Austbø met klanken uit schaaltjes, uit de cello, uit andere attributen, en David de Joode, Judiths broer, zoekt al schuivend met lichtstralen naar die ogenblikken die tellen, die aantrekken en afstoten, omdat ze je ook confronteren met jezelf.

Voor een groot leeg kader wacht Austbø in roze kostuum met Judith de Joode in een kleurrijk broekpak het publiek op, om dan ieder aan een kant van het speelvlak te gaan zitten. Austbø slaat op de gong, laat dat geluid natrillen. Met een strijkstok strijkt hij over cimbalen en klankschaaltjes. Met een druk op een pedaal laat hij de aangemaakte klanken voortklinken, ze herhalen zich. Hij voegt andere instrumentenklanken toe, de vorige klinken nog een tijd door, en vaak groeien ze uit tot een repetitief mantra van geklak en geklik, dat de woorden van Judith de Joode begeleidt.

Haar stroom van woorden, zinnen, geluiden wordt op een gelijkaardige manier voortgebracht. Losse woorden die zich herhalen, die zinnen maken, die repetitief voortkabbelen. Een associatieve woordenstroom, de ene keer zijn het de klinkerklanken waarop voortgeborduurd wordt, een andere keer is het een rij van alliteraties die zich verder zet, en weer een andere keer wordt gevarieerd op de betekenissen, op synoniemen of op antoniemen. Een woordenstroom die sterk refereert aan de Beat Poets uit de jaren vijftig en zestig van Allen Grinsberg of bij ons van Simon Vinkenoog. Een eindeloze woordenstroom die als een litanie zou moeten werken, waarin je volledig ondergedompeld wordt, en waarin je als in een trance meegevoerd wordt. Judith de Joode doet haar best om dat peil te bereiken, maar het lukt (bij mij) meestal niet.

Er zijn wel mooie momenten qua betekenis, qua verwoording, en heel soms qua zegging. De mijmeringen over lichte en verlichte tijden klinken heel zwaar, heel af en toe is er een woordspelinkje en een frisse verwoording, maar die zijn toch schaars. Een deel wordt in het donker gedeclameerd (en dat voelt in Kairostijd wel heel lang aan), maar gelukkig kunnen we daarna de muzikant weer aan het werk zien.

Visueel boeit FIK. ook als er in dat grote houten kader rook gespoten wordt, hoe die mist zich dan tot patronen draait en dan als een zachte wolkvlakte blijft hangen. Dat gebeurt een paar keer, naar het einde wordt de mist weggezogen en verdwijnt ze in slierten over de vloer en het publiek. Ook met het licht wordt een aantal keren geschoven en ontstaan er lichtbanen van achter naar voor, het is een zoekend en aarzelend schuiven.

Wat ik vooral miste waren een speelsheid, een frisheid en een helderheid die ik bij al de vorige BOG-producties kon ervaren. Heel even laten de actrice en de muzikant zich gaan in een huppelend dansje. Ze huppen en springen op en neer, bevrijd van alle lasten, ze lachen, ze springen harder en hoger. Was dit het moment waar ze naar zochten? Het zou een mooi einde zijn geweest, maar er volgen nog heel wat reflecties, die ene al wat zwaarder dan de ander. Het komt geforceerd over, het associatieprocédé klinkt uitgemolken, ik vond het zelfs saai worden. Jammer.

Foto: Jan Rymenants