Een smal metalen laddertje dat over katrollen loopt, waardoor het in een lus blijft doorlopen, met daaronder, op de grond, een berg stoffige lappen in groen- en grijstinten. Zo minimaal is het toneelbeeld dat Django Walon ontwierp voor ROTOR#3 – Sisyphus Machine. Twee spelers, Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade, beklimmen om beurten de ladder, hun bewegingen monotoon en geconcentreerd. In gelijke tred klimmen ze omhoog, de enige variatie wordt gevormd door een arm die af en toe bungelt.

Dan gaan ze de competitie aan, althans zo lijkt het. Waar ze in het begin om beurten een korte pauze hielden door te rusten of een stukje textiel aan hun overall te naaien, beklimmen ze nu tegelijkertijd de ladder. Ze staan op elkaars handen en voeten en halen elkaar in, waardoor ze af en toe dramatisch omlaag vallen. Het tegen elkaar afzetten wordt steeds vindingrijker: ze steunen op elkaars schouders, hals en hoofd en storten zich in elkaars armen ter aarde.

Het is het soort competitie dat niet lijkt voort te komen uit individuele motivatie. Hun klimmen is monotoon, en ze doen met hun kleding denken aan bouwvakkers of mijnwerkers. Als ze elkaar uit de weg duwen heeft dit eerder iets dierlijks, iets vanzelfsprekends dat ingegeven wordt door het niet aflatende karakter van de taak die hen toebedeeld is: klimmen, altijd maar blijven klimmen.

Naast het indrukwekkende fysieke spel van Van der Heijden en Aans-Verkade, die samen het performance-collectief ROTOR vormen, is de derde hoofdrolspeler de muziek van Krijn Moons, die de toenemende risico’s die de spelers nemen, meer lading geeft. De voorstelling balanceert soms tussen krachtig minimalisme en monotonie die dreigt te gaan vervelen.

De voorstelling is geïnspireerd door Albert Camus’ lezing van de Griekse mythe van Sisyphus, die tot in het oneindige een rotsblok de helling op moest duwen. De Franse existentialistische schrijver zag in dat slepen een illustratie van het dagelijks leven: door zinloosheid gekenmerkt, en daardoor juist bevrijdend. ROTOR voegt hier nog het element van onderlinge strijd aan toe, waarbij nu weer de één, dan weer de ander een treetje voor ligt en daarbij de ander op zijn tenen trapt. Een poëtische en sterk vormgegeven voorstelling, die met een wellicht iets snellere opbouw aan de goede kant van de scheidslijn tussen verveling en minimalisme blijft.

Foto: Martina Fazekas