In een performance die het midden houdt tussen een zenritueel, een rondedans en een Groundhog Day zet collectief Rotor met Erosion de opkrabbelende mens neer die zijn medemens ontdekt. Een belangrijke rol is weggelegd voor beweging, maar net zo veel betekenis geven het decor van Han Ruiz Buhrs en de live gespeelde muziek van Krijn Moons. 

Drie mannen onthullen een ruimte door samen een diamantvormig stuk spaanplaat omhoog te takelen. De stalen schakels van de kabels ratelen en rollen over de randen van de stijgende plaat. Als ze de plaat zekeren door de kabels vast te maken, ligt er een diamantvormige piste, ongeveer een onderbeen diep. Uit de dakplaat druppelt witte vloeistof. Twee mannen (Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade) maken hun handen wit en stroef met magnesiumpoeder en stappen erin. Ze gaan op hun rug liggen op de vloer van bruin papier. De derde, Krijn Moons, pakt een elektrische gitaar en gaat staan op de rand.

In een klein uur leren de ruggelings schuivende en kronkelende lichamen van Van der Heijden en Aans-Verkade hun voeten onder zich te krijgen, de torso boven de benen en het hoofd helemaal bovenaan. Ze komen pas helemaal rechtop als ze tegen elkaar aanbotsen, en dan pas kunnen ze zich beginnen te oriënteren op hun wereld. Het is een mooie metafoor voor het kuddedier dat de mens is. Zonder de ander is het nog niks. Intussen klinken uit de gitaar van Moons’ spaarzaam spannende akkoorden, die soms geloopt worden.

De performance heeft een pakkend middendeel waarin de twee mannen elkaar met gekruiste armen vasthouden en eindeloos lang om elkaar heen tollen. Hun ogen zijn strak gericht op die van de ander. Dat is aan de ene kant praktisch, omdat ze anders snel misselijk en gedesoriënteerd zouden raken, maar aan de andere kant is dat kijken van ze ook ongelofelijk mooi om te zien. Wat zouden ze elkaar vertellen in die woordeloos draaiende minuten? Het heeft iets van een zen-oefening, het eindeloos herhalen, inslijpen, de passen perfectioneren en de spanning in de rug en armen precies goed krijgen zodat ook wij als kijkers het ritme gaan voelen. De afstand tussen de twee wordt kleiner en kleiner terwijl ze draaien.

Dat geeft dit deel iets vreugdevols; alsof we allemaal een rondedansje doen, omdat het eindelijk weer kan en mag na de pandemie. Toch lost de voorstelling dat gevoel niet helemaal in. Of is als in een echte zen-oefening plezier niet het eindstation. De mannen ontdekken al draaiende ook dat ze elkaar kunnen gebruiken, en dan blijkt hun piste krap en de plafondplaat laag. De verslavende, aanzuigende energie tussen de twee lost op, ieder moet de restspanning in het eigen lijf weer tot bedaren brengen. De ratelende kabel klinkt weer, alsof er een cirkel is gerond en alles weer opnieuw begint, maar dan droeviger.

Foto: Sam Scheuermann