‘Heeft u mijn zoon gezien?’ Terwijl Joost Oomen en Joep Hendrikx halverwege hun stoomvaart-introductie in Federico García Lorca zitten, worden ze onderbreken door een gesluierde Jos Nargy. De openingsscène van LORCA verwijst naar de slotscène van El Público, een nooit opgevoerd drama van de Spaanse dichter die centraal staat in deze wonderlijke Oerol-voorstelling.

Lorca beleeft een bescheiden revival in het Nederlands theater. Eline Arbo bracht vorig seizoen Yerma (1934) bij Het Nationale Theater, en eerder dit jaar ging bij ITA Bloedbruiloft (1933) in première – twee duistere, felrealistische stukken, verweven met magisch-realistische elementen.

Van andere orde is het weerbarstige, poëtische El Público, ‘Het publiek’ – een ongrijpbaar stuk dat begint bij een mislukt geachte enscenering van Romeo en Julia, en via de meest onvoorspelbare verwikkelingen, langs droombeelden, een kudde paarden en dubieuze mannen met baarden, leidt tot de vrouw die haar zoon zoekt. Ondertussen is er een dialoog tussen een tamboerijn en een wijnloof, die voortdurend van gedaante veranderen. Lorca schreef het stuk tussen 1929 en 1930.

Decennia later stuit de dan zeventienjarige dichter Joost Oomen op een vertaling ervan in een antiquariaat in Sneek. Nu vormt het stuk het staketsel voor een aanstekelijke ode aan de vermaarde en verguisde Spaanse dichter, die hij samen met De Poezieboys (Nargy en Hendrikx) maakte. Ze spelen hertaalde scènes eruit na, voorzien de boel halverwege simultaan van een plichtmatige inleiding en dito nagesprek, en dragen tussendoor gedichten van zijn hand voor.

Zo stapelt er een hoop onzin op onzin, die gelukkig wordt voorzien van de geruststellende bijsluiter dat de spelers het zelf ook behoorlijk onbegrijpelijk vinden. Nargy gaat in een hilarische scène in gesprek met zijn avondeten en Joost Oomen brengt een prachtige ode aan de dronken kunstenaar, wiens plicht het is om ‘grote lawines te ontketenen’. Zonder nieuwe vormen, geen nieuwe maatschappij, betoogt hij gloedvol – en volgens de grillige logica van zijn kenmerkende poëtische absurdisme is er daarom eerst en vooral behoefte aan nieuwe horecaconcepten.

Ondertussen hinkstapspringen de makers door hun uitgewrongen El Público-hertaling, waarbij het vaak onduidelijk is welke elementen zij er zelf aan toevoegden en wat er daadwerkelijk uit het bronmateriaal komt. Wat wel zeker is: je hoeft er niets van te begrijpen om het te snappen, het gaat over de kracht waarmee lang onderdrukt verlangen naar buiten stroomt, over het afwijzen van logica, systemen en dramaturgie, en over de vrijheid die dan kan ontstaan. En over hoe je een zomereik en een wintereik van elkaar kan onderscheiden – er is een heel leuk ezelsbruggetje voor. LORCA is een sympathiek, aanstekelijk en liefdevol theaterfeestje waar je niets aan hebt, en dat daarom toch best waardevol is.

Foto: Bart Grietens