De enscenering die choreograaf en regisseur Wim Vandekeybus van Bloedbruiloft maakte is er een van extremen: een visueel fantasierijke insteek botst hard met een slaafse toewijding aan de oorspronkelijke tekst. Zo loodst Vandekeybus zowel de kracht als de zwaktes van Lorca’s tekst het derde decennium van de eenentwintigste eeuw in – en voegt er zelf nog enkele aan toe.

Wim Vandekeybus is als kunstenaar een kind van de Romantiek. In zijn werk, dat vooral uit dansvoorstellingen bestaat maar ook uitstapjes naar teksttoneel kent, wordt de mens vaak gestuurd door driften, alle pretenties tot redelijkheid ten spijt. Uiteindelijk val je altijd ten prooi aan passie en gevoel – en daarin ligt een bevrijding van het korset van de beschaving, maar ook de dreigende aanwezigheid van de dood. Zo loopt er een lijn van biologisch essentialisme door zijn werk: de mens is dichter bij dier en natuur dan ze zelf denkt. De haast mythische toonzetting die die denkwijze oplevert laat het werk van Vandekeybus vaak op het randje tussen meeslependheid en potsierlijkheid balanceren.

Federico García Lorca’s Bloedbruiloft is daarmee een treffende keuze voor Vandekeybus’ regie bij ITA. In het stuk wordt een verstandshuwelijk tussen de zoon en dochter van twee strijdende families ondermijnd door de ex-geliefde van de bruid, en haar nog altijd brandende liefde voor hem. Hun destructieve passie leidt onvermijdelijk tot een voortzetting van de cyclus van geweld. Lorca plaatst dit verhaal in een sterk folkloristische context en laat sprookjesachtige figuren naar het einde toe een grote rol spelen, waardoor het stuk een sterk oergevoel neerzet.

Aan het begin van de versie van Vandekeybus wordt de link tussen mens en natuur en tussen vrijheid en de dood meteen tastbaar. In een prachtige, duistere openingsscène zien we een man (Roeland Fernhout) met een notitieboekje bij het licht van een aansteker door een grot stommelen, terwijl hij steeds nieuwe teksten prevelt en opschrijft. De monumentale scenografie van architectenduo Pieterjan Gijs en Arnout Van Vaerenbergh, die van vilt een rotslandschap opbouwden, en de spaarzame belichting geven de scène een filmische kwaliteit. Pas geleidelijk besef je dat de vluchtende man Lorca zelf is, op de vlucht voor de fascisten aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog. Ze halen hem in en executeren hem, laten zijn lichaam liggen.

Zo wordt het stoffelijk overschot van de schrijver zijn eigen stuk ingetrokken. De rest van Bloedbruiloft voltrekt zich precies volgens de oorspronkelijke tekst, maar Fernhout neemt daarin, uiteindelijk uit de dood opgestaan, verschillende rollen op zich, en zoekt in zijn spel een speelsheid die hem net boven en buiten de werkelijkheid van de andere personages plaatst. Zo spookt de auteur door het verhaal en voelt het stuk bijna als een laatste koortsdroom van de beroemde schrijver in plaats van een traditionele vertelling.

Die dubbele laag wordt door Vandekeybus sterk uitgewerkt door de magisch-realistische elementen die hij in zijn enscenering opneemt. In samenwerking met zijn zoon, filmmaker Fernando Vandekeybus, werden er monumentale filmbeelden ontwikkeld die op het rotsdecor worden geprojecteerd – niet alleen sfeerbeelden van de uitgestrekte landerijen en galopperende paarden, maar ook hele scènes die deel uitmaken van het verhaal zelf, en waarmee de acteurs op scène in dialoog gaan. Als de vrouw van Leonardo, door hem bruut meegesleept naar de bruiloft van zijn ex-geliefde, uitgeput aankomt verschijnt ze op een beeld waarin ze in een vreemdsoortige toiletpot overgeeft, het beeld lang uitgerekt om de verwrongenheid te onderstrepen. Daarnaast zet Vandekeybus een drietal dansers in om enkele scènes fysieke kracht bij te zetten en een paar van de kleinere rollen te laten spelen.

Al met al levert het een overvolle, overweldigende theaterervaring op, die van moment tot moment sterk kan overtuigen en dan weer flink de plank misslaat met een kitscherig beeld, een overbodige verfraaiing of een veel te illustratieve choreografie. Vooral op het laatste vlak maakt Vandekeybus alle klassieke fouten van het danstheater: de choreografieën dienen slechts ter verheviging van de emotie en brengen geen interessante extra laag mee, de acteurs wordt soms gevraagd mee te dansen (wat ze niet kunnen) en de dansers wordt soms gevraagd om teksten te brengen (wat ze ook niet kunnen). Het was veel beter geweest als Vandekeybus de moed had gehad om de overbodige bijrollen uit het stuk van Lorca, die vaak alleen dienen om het plot aan het publiek uit te leggen, gewoonweg te schrappen.

Maar wanneer de visuele overdaad van vader en zoon Vandekeybus wel werkt, werkt het ook goed. In het tweede bedrijf laten de makers de bruiloft in twee ruimtes afspelen: een op het toneel zelf en een op het filmscherm. De spelers bewegen vrij tussen de twee kamers, en de dynamiek van het stuk, en de spanning tussen de personages, wordt steeds verder opgevoerd. De eenzaamheid en verscheurdheid van de bruid op haar eigen bruiloft doet sterk denken aan Melancholia van Lars von Trier, ook al omdat haar ambivalentie preludeert op een apocalyptisch aandoend einde.

En ook met de mythologische elementen in het derde bedrijf weet Vandekeybus goed raad. Fernhout kleedt zich van dienstmeid om naar een vervreemdend monster op het moment dat de gewelddadige ontknoping van het stuk nakende is. Hans Kesting verschijnt op het scherm in de rol van De Maan, en weet van zijn poëtische teksten een overtuigende bovennatuurlijke aanwezigheid te maken. In zijn dialoog met Fernhout lijkt de laatste in de rol van De Dood te zijn gekropen, en samen bezegelen ze het lot van de stervelingen. Zo zet Vandekeybus, nog sterker dan Lorca zelf, in op een soort folkloristisch determinisme: het handelen van de mens wordt niet zozeer door vrije wil bepaald, maar door oerelementen die we nooit zullen kunnen doorgronden.

Het is interessant en tegelijkertijd bedenkelijk hoe sterk Vandekeybus de ouderwetse blik op menselijk handelen in het stuk omarmt. Dat brengt namelijk ook een sterk patriarchaal systeem met zich mee, waarin mannen hun trots met geweld moeten verdedigen en vrouwen zich, lichamelijk en qua wilsbeschikking, moeten onderwerpen aan hun man. Omdat geen van de personages een link legt tussen die rolverdelingen en de cyclus van geweld, en Vandekeybus de overduidelijk zelfdestructieve liefde tussen de twee hoofdpersonages ronduit romantisch neerzet, blijf je als kijker met het idee zitten dat Vandekeybus zich net als zijn personages neerlegt bij deze ‘natuurlijke staat van de mens’. Er sluimert systeemkritiek onder het stuk, in de manier waarop de dood van Lorca zelf een rode draad blijft vormen, maar die wordt nergens echt ingelost – Vandekeybus is te zeer een romanticus om een kritische blik op de thematiek mogelijk te maken.

Bloedbruiloft werkt daarmee het beste als je je eenvoudigweg overgeeft aan die Romantische insteek en niet te veel bij de politieke inhoud van de voorstelling stilstaat. De jonge acteurs maken de driften die hen drijven moeiteloos geloofwaardig. Daniël Kolf is charismatisch en joviaal als de bruidegom, maar moordzuchtig als zijn bruid ervandoor is. Achraf Koutet zet als Leonardo het type klootzak neer dat geen enkele controle over zichzelf heeft, en dat je het liefst zo snel mogelijk van een klif af ziet galopperen, maar in zijn scènes met de bruid spat de chemie van het podium. En Eefje Paddenburg zet zowel de bruid als de echtgenote van Leonardo neer, en schakelt uiterst secuur tussen die twee rollen.

Het boeiende aan Bloedbruiloft is uiteindelijk dat, het belegen mensbeeld van Vandekeybus ten spijt, zijn kunstenaarschap zo overdadig en ongeremd is dat er altijd wel iets te beleven valt, en je steeds van uiterste irritatie in bewondering en betovering terechtkomt, en weer terug. In een beeld, laat in de voorstelling, komt het allemaal samen: als Leonardo en de bruid aan hun achtervolgers willen ontsnappen trekken ze wingsuits aan en vliegen ze door de vallei. Het is volmaakt én belachelijk: tegelijkertijd een viering van de overgave aan de liefde, én een scherpe schets van hoe potsierlijk die overgave er vaak voor de buitenwereld uitziet.

Foto: Fabian Calis