Een tot slaaf gemaakte op een Surinaamse plantage is bekneld geraakt in de suikerpers. Zijn arm is verbrijzeld, bloed mengt zich met suiker. Op de plantage breekt paniek uit, terwijl de eigenaar van de plantage nuchter en wat bozig vaststelt: ‘De suiker is verpest.’ Welkom in het Suriname van de 18e eeuw.

In 1795 stuurt een zwarte, vrijgemaakte vrouw vanuit Suriname een brief naar haar voormalige meester in Nederland. Zij wil haar zoon vrijkopen, die nog altijd in slavernij op de plantage vastzit, maar haar eigen documenten waaruit blijkt dat ze zelf vrij is, zijn niet volledig. Zij smeekt haar oude basra om de papieren in orde te maken. Die brief zal Nederland nooit bereiken, want het schip met de post wordt door Engelse kapers in beslag genomen.

Die brief komt terecht in het Engelse nationale archief. Als in 1980 onderzoekers eindelijk in deze archieven aan de slag kunnen, komt deze brief boven water. Historicus Lianne Damen bracht in haar roman De Smeekbede de vrouw achter de brief – die zij heeft laten schrijven, want lezen en schrijven kon zij niet – tot leven. Dat boek is nu door Maarten van Hinte bewerkt tot een indringende theatervoorstelling.

In tegenstelling tot het strak chronologische boek van Damen, fladdert het script van Van Hinte stevig door de tijd. En aangezien de vier spelers in verschillende perioden ook nog verschillende personages spelen is het verrekte goed opletten. Van Hinte biedt wel enigszins de helpende hand door de scènes in het heden te doorspekken met woorden die in de achttiende eeuw onbekend waren.

Dionne Verwey speelt een hedendaagse Nederlandse vrouw van Surinaamse afkomst die in het archief haar gedachten laat gaan over Dédé, of Wilhelmina van Kelderman, zoals zij als eigendom van de Nederlandse planter Kelderman heet, de vrouw achter de smeekbede-brief. Verwey zorgt voor het enige lichte moment, als ze als Dédé in de keuken van haar meester met veel geluid en hardhandige bewegingen een denkbeeldige kip bereidt, die vervolgens onbeschoft gulzig naar binnen wordt geschrokt.

In het archief loopt ook een nazaat van de Kelderman-familie rond (een rol van Krisjan Schellingerhout), die wil uitzoeken hoe zijn voorvaders het op de koffieplantage in Suriname hebben gedaan. Aan hun houding blijken zowel wrede als licht humanistische trekjes te zitten.

Het is duidelijk dat de twee archiefvorsers met verschillende achtergrond en verschillend onderzoeksdoel elkaar absoluut niet de maat nemen en voorzichtig met elkaar om willen gaan. Van Hinte wil zich in zijn tekst verre houden van de makkelijke indeling slachtoffer en beul. Dat het met name voor de Hollandse man lastig is om zich een houding te geven in deze mooie, maar toch netelige ontmoeting wordt door Schellingerhout prachtig geaccentueerd door soms heel weifelend en terughoudend zijn gedachten uit te spreken.

Toch zit er in het slotakkoord van de Surinaams-Nederlandse vrouw wel de nodige felheid als zij met prachtige zinnen stelt dat de slavernijgeschiedenis weliswaar een gedeelde geschiedenis is voor àlle Nederlanders, en niet alleen vanwege het kopje koffie in de foyer en het koekje bij je oma, maar dat de muren waar de zwarte Nederlanders tegen opbotsen toch echt van een andere orde zijn dan de situatie van de witte medelanders. Met die slotwoorden houdt de overtuigend spelende Verwey de zaal een paar minuten in de houdgreep.

Naast de twee mensen in het archief verricht Francesca Pichel een topklus door de meest uiteenlopende vrouwen uit Holland en Suriname te spelen, en ook nog een prachtige vocale bijdrage te leveren. Rohiet Tjon Poen Gie speelt niet alleen de zoon van Dédé, die zo lang van zijn moeder gescheiden blijft, maar danst de hele voorstelling rond de drie andere spelers. Aanvankelijk lijkt hij met zijn nauwelijks te interpreteren bewegingen vooral in de weg te lopen, maar als het verhaal naar het kookpunt stijgt, wordt zijn danspartij ook intenser en waardevoller.

Buitengewoon intrigerend is het decor van Lidwien van Kempen, een rode abstracte loper en gordijn, waar ongelijkvormige rode ‘pakketjes’ uit nederdalen. Het decor houdt de vier spelers in al hun rollen bij elkaar. Hier kunnen we fijn onze fantasie op loslaten. Is het de bloedrode oceaan, het toneel van de gruwelijke slaventransporten, is het toch een positief vurig beeld van het samensmelten van de Caribische, Afrikaanse en Europese cultuur, of zien we de geesten van de gestorven ‘lading’ die overboord is gegooid, gekidnapte Afrikanen die op de bodem van de oceaan een nieuw leven hebben opgebouwd? Of zijn het gewoon de obstakels waar we nog altijd tegenaan knallen als we ons een weg proberen te banen naar een begripvolle samenleving? Er hingen heel veel van die rode krengen, dus in dat geval zijn er nog heel wat van dit soort sterke voorstellingen nodig.

Foto: Annemieke van der Togt