In Wie de fuck is Alice volgen we een jonge vrouw die zich diep in de schulden heeft gestoken, en in één nacht een bedrag van tienduizenden euro’s bij elkaar probeert te bedelen bij vrienden en familie. De kluchtige stijl van De Theatertroep levert hilarische scènes op, maar zit ook het dramatische potentieel in de weg.

Het is tegenwoordig zelfs voor kinderen uit de middenklasse niet meer zo makkelijk om een echte bohémien te zijn. Flierefluitend door het leven gaan, projectje hier, projectje daar, figuring things out while you go along, en je geen zorgen maken over de toekomst – het was tien jaar geleden nog gemeengoed in films, boeken en tv-series, maar met de torenhoge woon- en energielasten van de afgelopen jaren, en de inflatie-explosie daarbovenop, lijkt het tegenwoordig een fantasie die alleen voor mensen met steenrijke ouders is weggelegd.

In Wie de fuck is Alice, de nieuwe voorstelling van De Theatertroep, baseerde Kyrian Esser zich op de filmscripts van Greta Gerwig. Zij is nu vooral bekend als de regisseur van feministische filmhits als Little Women en Barbie, maar was tot zes jaar geleden vooral actief als screenwriter, en vertolkte zelf vaak het hoofdpersonage in haar scripts – jonge vrouwen die zich met een flinke dosis optimisme en een zekere mate van egocentrisme staande houden. Haar personages zou je kunnen zien als de meer upbeat versie van Hannah Horvath, het iconische hoofdpersonage van Lena Dunham in Girls.

Waar de teksten van Gerwig een soort naturalisme nastreefden, hanteert Esser in Wie de fuck is Alice een meer karikaturale toon. Het titelpersonage (gespeeld door Rosa Asbreuk) komt doorlopend de mafste figuren tegen, die in de gebruikelijke, kluchterige speelstijl van De Theatertroep worden neergezet. Alice heeft zich diep in de schulden gestoken en is een nacht lang op bedeltocht naar geld, en die tocht voert haar onder anderen langs een verliefde deurwaarder, een stugge maar toch vriendelijke handhaver, de minister van OCW en een kring van zwangere vrouwen, waarvan er één steeds verder richting nazigedachtengoed radicaliseert als ze niet op tijd iets te eten krijgt.

Dat levert een combinatie van oergeestige en ronduit mislukte scènes op. Esser heeft een talent voor gevatte oneliners. De deurwaarder heeft zijn liefdesgedicht aan Alice de titel ‘Je dijen zijn als warme broodjes en ik neem je televisie mee’ gegeven; in een ruzie over geld voert een man aan dat hij het eigenlijk over een ‘hypothetische hypotheek’ had, en nadat Alice haar hart uitstort tegenover een vreemde zegt die ‘Ik ken je eigenlijk niet en wil dat graag zou houden.’ Andere scènes vallen dan weer helemaal in het water omdat ze te veel op voor de hand liggende clichés zijn gebaseerd (vooral de kijvende echtgenote die Timo Huijzendveld neerzet en de cynische minister van OCW blijven stereotypes) of eenvoudigweg te weinig zijn uitgewerkt (zoals het jongere halfzusje van Alice, die werkelijk niets van schakering meekrijgt).

Wat daarbij ook niet helpt zijn de vlakke spelkeuzes. Patrick Duijtshoff slaagt er als enige in om ieder personage dat hij speelt tot een feestje te maken; de rest van de cast excelleert in sommige personages maar raakt bij andere karakters in eendimensionaal spel verstrikt. Het gebrek aan een regisseur breekt het collectief op; een externe blik had de verschillen in acteerkwaliteit wat minder in het oog kunnen laten springen door de personages die nu eendimensionaal blijven van wat andere spelingangen te voorzien – of in het ergste geval te schrappen.     

De grootste lacune in Wie de fuck is Alice is echter het hoofdpersonage zelf. Het duurt lang voordat we haar überhaupt te zien krijgen – eerst wordt er vooral óver haar gesproken. En als Alice dan zelf de leiding neemt, is er van een gelaagd personage eigenlijk geen sprake – Alice wordt zo voortgedreven door haar schulden dat ze verder nauwelijks reliëf krijgt. Pas later in het stuk, als Alice bij haar ouders op bezoek gaat, en later op haar internaat, begin je haar doorlopende voorwaartse vlucht enigszins te begrijpen – maar ook die aanzetten worden verder niet op een bevredigende manier uitgewerkt. Dat biedt Rosa Asbreuk bijzonder weinig aanknopingspunten om een boeiende hoofdrol neer te zetten.

Zo is Wie de fuck is Alice het beste te genieten als een aaneenschakeling van typetjes en geestige oneliners, waarbij het dramatische én het satirische potentieel van het stuk helaas niet uit de verf komt.

Foto: Barbara Raatgever