Tussen al die bombast en magische effecten op Oerol, is de op drie dagen gepende solo van Laura van Dolron een verademing. Haar angst voor het bos leidt tot een bespiegeling over elkaar én jezelf aanvaarden zoals we zijn – net zoals bomen en baby’s doen.

Ze wil zich zo natuurlijk mogelijk tot haar publiek richten, zegt Van Dolron bij aanvang. Die microfoonversterking had ze er dus liever niet bij gehad. Net als de plastic luifel achter haar, voor de Bosconcerten later op de avond. Al die menselijke ingrepen staan haar verlangen om op te gaan in de natuur toch alleen maar in de weg.

Want dat is wat van Dolron in het bos op Terschelling wil doen: haar zintuigen open zetten en die ervaringen met ons delen. Zo pauzeert ze haar tekstlezing wanneer een vogel vrolijk kwettert, om er samen met ons naar te luisteren. Rake observaties maakt ze ook bij de vleet, zoals de zon die door het gebladerte ‘pannenlappen van licht’ werpt op de grond.

Haar fascinatie voor de natuur deelt ze met Henry David Thoreau en zijn boek Walden (waar ook Collectief Walden tijdens deze editie van Oerol beroep op deed). Maar… Van Dolron is ook bang voor het bos. Daar wordt ze immers geconfronteerd met wat ze verloren is bij haar volwassen medemens: het simpelweg aanvaarden van elkaars imperfecties. ‘Alle bomen zijn mooi. Er is nog nooit een boom die tegen een ander gezegd heeft: wat een lelijke bobbel.’

Nochtans is dat volgens van Dolron precies wat de reclame ons iedere dag aanpraat: je bent imperfect, dus koop ons product en zo kom je een stapje dichter bij een volmaaktere mens. Maar waarom, zo vraagt van Dolron zich bijna woedend af, willen we toch altijd reiken naar die artificiële perfectie, ‘gebaseerd op zoiets anders dan de perfectie die ik bij m’n kind zie’?

Baby’s en bomen: ze zijn beiden goed zoals ze zijn. Ze veroordelen elkaar niet. Als Van Dolron zich in het bos waagt, zullen de bomen haar niet omarmen of verstoten. De bomen zijn onverschillig en neutraal. Ze ‘zijn’ gewoon. En dat is voor een stadsmens als van Dolron, zelfs al schuilt er een boeddhist in haar, best confronterend, ja zelfs beangstigend.

Je kan van Dolrons diep romantische visie klef vinden, zeker als je ze hier zo samengevat neergepend ziet staan. Maar in haar sobere, ontroerende monoloog weet van Dolron die gedachten zo knap te formuleren dat we weer als een blok vielen voor haar ontwapenende oprechtheid. De mooie zinnen die ik in mijn notitieboekje krabbelde, zijn talrijk. Bijvoorbeeld over waarom we niet zo onzeker moeten zijn: ‘Ik ben bang om door de mand te vallen. Maar in korfbal heet dat een doelpunt’. Of deze, over haar co-existentie met de bomen in het bos: ‘We wisselen stikstof en zuurstof uit, we houden elkaar in leven.‘ Of de levenswijsheid die ze leende van de oma van Bob Dylan: ‘Je moet altijd aardig zijn, want iedereen voert een strijd’.

Altijd in voor een troostende oneliner, die Van Dolron. Dat blijkt ook wanneer ze iemand uit het publiek haalt om een stuk tekst voor te lezen, en de vrouw in kwestie net een potje gehuild heeft om van Dolrons pleidooi tegen zelfhaat en pro zelfaanvaarding. Zo weet van Dolron zelfs op een stralende zondagmiddag een dekentje van troost te draperen over haar publiek. En dat met een tekst die ze, naar eigen zeggen, op drie dagen schreef. Dat heet: een klein pareltje.

Foto: Moon Saris