In de eerste minuten van de The Neverending Story leren we Basje Beatrijs Boeckx in een paar doeltreffende, sobere scènes kennen. Het meisje heeft een vader met wie ze moeilijk contact maakt en die gebitten maakt. Haar moeder is overleden. En ze wordt gepest. Wanneer Basje een boekhandel in vlucht om zich te verstoppen voor haar pesters, trekt één boek haar aandacht. Ze steelt het, vlucht naar de zolder van haar school – een eenvoudig, verhoogd kamertje vooraan op het toneel – en begint te lezen.

Tot zover de soberheid. Wat volgt is een lange, enerverende reis door het land Fantasië, langs droevige moerassen, gure steden, angstaanjagende wezens en innemende personages. Een tweeluik dat in hoog tempo voorbijraast, maar waarbij ook ruimte is voor verstilling en waarbij grote, soms zware thema’s niet worden geschuwd.

The Neverending Story is de toneelbewerking van het beroemde boek van Michael Ende uit 1979, dat nog bekender werd na de verfilming in 1984. In die film werd slechts een deel van het boek verteld, maar schrijver Don Duyns en regisseur Monique Covers kozen ervoor het hele verhaal te vertalen naar het theater.

Als Basje (een sterke rol van Ruta van Hoof) het boek openslaat, duikt ze in het verhaal van Atréjoe (gespeeld door Sacha Muller), een jonge held die de opdracht krijgt om uit te vinden hoe hij de doodzieke kleine keizerin en haar rijk Fantasië van het grote ‘niets’ kan redden. De link met de dood overvalt je aan het begin wel wat plotseling, maar keert tijdens de voorstelling regelmatig terug.

We hebben Atréjoe nog maar net ontmoet als hij met zijn paard aan de grote tocht begint. Het publiek lacht als hij op de rug van actrice Jaike Belfor met een paardenhoofd in zijn handen naar het Moeras der Droefenis trekt. Maar het lachen is van korte duur. Het paard zakt al snel weg in het moeras en is reddeloos verloren.

Na dit plotselinge drama volgen grootse gebeurtenissen elkaar razendsnel op. Atréjoe ontmoet een gigantische schildpad, een reusachtige dodelijke spin, een weerwolf en natuurlijk Foechoer, de geluksdraak die op het toneel net als in de film nog het meest doet denken aan een reusachtige vliegende vriendelijke hond. Telkens is er de dreiging van het niets en vinden wezens (bijna) hun einde, maar de perfect getimede grapjes geven de voorstelling net genoeg lucht.

De vreemde, kleurrijke figuren die Atréjoe tegenkomt, zijn samengesteld uit maskers, poppen en kleurrijke kostuums. De poppen zijn soms groot, zoals de reus waarvan hoofd en armen op lange stokken boven zijn romp en benen worden gehouden. En soms juist heel klein, zoals de twee oude mensjes (‘wij worden liever senioren genoemd’) die de show stelen wanneer zij naakt naast elkaar een verhaal vertellen en vooral hun grappige bewegingen de aandacht trekken. Naast dit klassieke poppenspel worden ook ander genres ingezet. Op het witte achterdoek verschijnt regelmatig een schimmenspel, bijvoorbeeld wanneer Atréjoe op de rug van Foechoer door weer en wind het orakel probeert te bereiken.

Ook decor en kostuums vallen soms prachtig samen. Wanneer Basje zelf in het verhaal belandt, ontdekt ze dat ze al haar wensen kan laten uitkomen. Ze wenst een woestijn, waarop plots een geel doek naar beneden valt, en een monster, waarop deze uit het doek tevoorschijn komt. Als Basje op de rug van deze ‘Bonte Dood’ klimt om samen verder te rennen, wappert het grote, kleurrijk belichte doek in woeste golven op en neer. Een tot de verbeelding sprekende wereld, geflankeerd door de krachtige livemuziek van de musici van HIIIT (voorheen: Slagwerk Den Haag), die tijdens de hele voorstelling in zilverkleurige pakken aan weerszijden van het toneel staan. Zij creëren samen met violist Emma Breedveld en lyra- en kemençe-speler Emine Bostanci een filmische soundtrack die soms razend spannend is en op andere momenten prachtig lyrisch.

Het eerste deel van The Neverending Story is een ode aan de fantasie, aan verhalen verzinnen en vertellen, aan boeken lezen en je eigen weg kiezen. Het deel na de pauze voelt als een tegenhanger. Wanneer Basje merkt dat ze alles kan krijgen wat ze wenst, wordt haar wil wet en neemt ze de plek van de kleine keizerin in. Deze prachtige kleine, lichtgevende pop die in het eerste deel af en toe op het toneel verscheen, verdwijnt om niet meer terug te komen. Van Hoof verandert overtuigend van een teruggetrokken meisje in een overmoedige drammer. Haar vriend Atréjoe waarschuwt: ‘Met elke wens die je doet, verlies je een stukje van wie je bent.’

Het is een verhaal met een moraal. De fantasie redt je van het niets, en iedereen heeft een verhaal ‘dat een andere keer misschien verteld kan worden’, maar onthoud waar je vandaan komt. Maak het niet te bont, lijkt de boodschap. Toch wordt de voorstelling nergens belerend. Aan zware scènes wordt op tijd een draai gegeven en bont is deze voorstelling juist wel.

Het is een ode aan jezelf durven zijn en aan diversiteit: we zien bijvoorbeeld een prins op hoge hakken in een prachtige jurk met een kroontje op, en een heks als een dragqueen in latex lieslaarzen met majestueuze paarse vleugels. Basje heette in het boek Bastiaan. En ook meneer Koriander, de eigenaar van de boekhandel, is in deze toneelbewerking een vrouw geworden. Maar bovenal is de voorstelling een ode aan het theater. Het is een gesamtkunstwerk dat je – net als het boek – na afloop direct van voren af aan wil ervaren.

Foto: Sanne Peper