Als vier theatermakers in 2020 uit Istanbul ruim 1000 km naar het oosten in Diyarbakır neerstrijken om met plaatselijke theatermakers een workshop te doen, blijkt dat er wederzijds veel onbegrip heerst. Fatih Gençkal neemt hierop het initiatief om met een Koerdische collega, Mustafa Zeren, uit die stad een voorstelling te maken. Het verslag van dat proces is het onderwerp van deze voorstelling.

Gençkal heeft overwegend het woord in het Engels, maar ook Zeren spreekt ons soms toe in het Koerdisch, hoewel zijn bijdragen overwegend dansant zijn, als hij niet bezig is voor de smuggled tea te zorgen die met aandacht gedurende de voorstelling geprepareerd wordt.

Het thema is de afgelopen decennia diepgaand bediscussieerd in academische en artistieke debatten onder de noemer ‘intercultureel theater’ en de aanpak van Gençkal, die in alle opzichten de initiatiefnemer is van dit proces, doorloopt ook alle stadia van het debat en raakt aan alle complexiteiten die het omgeeft.

Het meest sprekend is de artistieke leidraad die Gençkal gekozen heeft: het werk van de Franse choreograaf Jerôme Bel, het voormalige enfant terrible voor wiens werk de term non-dans is gebruikt. Een aantal fragmenten van zijn werk wordt ook vertoond en daaraan gekoppeld vertelt Gençkal dat Zeren auditie wilde doen voor een dansopleiding maar dat hij te oud is om toegelaten te worden. Wel zien we hem meedansen met de Franse ballerina Véronique Doisneau in het werk dat Bel voor haar geconcipiëerd heeft.

Alle heikele noties komen fris gewassen in dit ene uur voorbij: ‘exotisme’, economische afhankelijkheid, ‘folklore’, identiteit, vooroordelen, kunst als emancipatoir instrument, hiërarchie en macht, en hoe aan al deze valkuilen te ontsnappen. Tegelijkertijd kijken we naar theater, dus we zijn er ook op bedacht dat Zeren opeens in rad Nederlands gaat uitleggen dat het allemaal heel anders in elkaar zit dan Gençkal beweert, waaruit zou blijken dat Gençkal heeft geïllustreerd hoe het proces van othering in elkaar steekt…

Foto: Annelies Verhelst