Dat Alexander Vantournhout in zijn nieuwste productie Screws de wetten van de fysica tart, zoals een toelichting ons wil doen geloven, daarvan is geen sprake. Net zomin wordt de zwaartekracht overwonnen. Het is jammer dat dit soort marketingpraatjes de voorstelling begeleiden, want de Vlaamse choreograaf en voormalig circusartiest Vantournhout heeft ze niet nodig. Zijn voorstelling staat stevig op eigen benen, hoezeer die karakterisering in dit verband juist evenzeer misplaatst is. Want op eigen benen staan, dat doen de dansers nu juist zelden.

Net als in voorganger Red Haired Men is Screws opgebouwd uit vijf delen. Maar dat is dan ook de enige overeenkomst. De titel verwijst naar het eerste deel van het vijfluik, waar de dansers in wisselende duo’s en trio’s lijken te onderzoeken op hoeveel verschillende manieren je lichamen in elkaar kan schroeven. Dat zijn er nogal wat, blijkt. In opperste concentratie maken ze van armen en benen kluwens van ledematen. Het is zinsbegoochelend: van wie is welk been? Als er eenmaal een soort van balans is gevonden mogen de dansers, als een soort beloning voor hun zoektocht, rustig naschommelen. Een beeld dat doet denken aan zeekoraal dat met zijn tentakelkrans zachtjes deint in het stromende water.

Qua rust en concentratie lijkt het tweede deel op het eerste. Uitgerust met twee schoenen met beugels, hangen twee danseressen ondersteboven aan een rekstok. Het grenst aan het ongelooflijke wat zij hier met hun lijven doen. Uiterst langzaam kronkelen ze om elkaar heen of wisselen ze van plaats.

Deel drie is een solo van Vantournhout zelf. Met een bowlingbal als danspartner maakt hij te midden van het publiek, dat in een cirkel om hem heen staat, voortdurend aanstalten om met de bal een strike te gooien. Lijkt het. Met ons, de toeschouwers, als kegels. Je moet er toch nog niet aan denken dat de bal daadwerkelijk zijn hand verlaat… Het geeft deze solo, die het midden houdt tussen een dansstuk en een performance, een aangename suspense. De bal zit stevig vastgesnoerd aan zijn hand, maar toch.

Het voorlaatste deel, waarin de dansers uitgerust zijn met tand-spikes onder hun schoenen, is het minst interessant. De metalen pinnen geven hun de mogelijkheid om zich vast te prikken aan de houten vlonders waarop ze staan maar dat levert weinig spannends op.

Gelukkig komt er nog een wonderschone finale die een echo lijkt van het eerste deel. Alleen is nu het tempo hoger en zijn het niet de duetten en de trio’s die het beeld bepalen, maar de hele groep. Weer zoeken handen, armen en benen elkaar. En weer groeien er prachtige tableaux vivants. Het is een fraaie afsluiter van een wonderlijk vijfluik waarmee de Belg wederom laat zien een lekker eigenzinnige choreograaf te zijn.

Foto: Bart Grietens