Een man ligt op het schuine dak van een houten hut. Hij roept een langgerekte ‘hey’ en ‘ho’. Zijn geschreeuw krijgt echo’s, galmt in de ruimte. In dat ene beginbeeld zit de volle eenzaamheid van het personage. Een gevoel van onmacht, van onbegrepen zijn door de omringende wereld, een existentiële eenzaamheid die door merg en been gaat.

Dat gevoel wordt nadien door de man in woorden uitgedrukt. Hij wil zijn verhaal kwijt. ‘Ssst. Stil. Zwijgen. Iedereen moet zwijgen zodat eindelijk eens duidelijk wordt waar het bij mij over gaat. Hier van binnen. Dank u wel.’ De man stelt zich voor als Ted Kaczynski, als een man die afgezonderd van de wereld woont in alle soberheid aan de rand van een bos.

Op dit punt wordt van de toeschouwer op Theater aan Zee in Oostende veel verbeeldingskracht gevraagd, want het houten hutje staat op een buitenzwembadbodem met uitzicht op de zeepromenade. Ik geef toe, een aparte locatie, maar totaal niet passend bij de productie. Blijkbaar kon het in Oostende niet anders. Het is de bedoeling van Laika om de voorstelling te spelen aan de rand van een bos, waarbij in een intieme setting het – meestal jongere – publiek op een tribune kijkt en luistert. Gelukkig valt er na een hele dag regen die avond niets uit de lucht. Het blijft bij dreiging. De avond voordien was de voorstelling uitgeregend, en dan komt het verhaal moeilijk over.

Nu is het droog, en ondanks de zwembadomgeving worden we vlotjes in het gebeuren meegetrokken door Frank Dierens, wit gezicht, baard, sjofel gekleed, die het zonderling personage overtuigend vertolkt. Ted Kaczynski voelt zich vrij, alleen maar vrij! Hij doet een vreugdedansje. Auteur Michael Bijnens heeft op vraag van Laika een monoloog geschreven over deze geniale Amerikaanse professor wiskunde (1947 -2023) die zich verzet tegen de technologische ontwikkelingen die de natuur en mens bedreigen, die zich na een universitaire carrière terugtrekt in een hut, maar dan toch vindt dat hij meer moet doen tegen de angstaanjagende en mensonterende gevolgen van internet en techniek.

Van 1978 tot 1995 pleegt hij in zijn eentje bomaanslagen tegen bedrijven en instanties die de natuur bedreigen. Hij staat later bekend als de ‘una-bomber’, de man die zich richt tegen universiteiten. Hij schrijft in de jaren ’80 en ’90 manifesten, en als het publiek hem nu daaruit hoort citeren, komt hij – in deze tijd van de opmars van Artificiële Intelligentie – wel heel profetisch en visionair over. Hij kloeg al jaren geleden de vernietiging aan van menselijke persoonlijkheid door technologie, door het internet met zijn algoritmes, manipulaties,….

De makers, in een regie van Jo Roets, zetten dat helder, met gevoel op het toneel. Ted kijkt terug op zijn leven, maakt vele tijdsprongen, van zijn jaren als superbegaafd kind naar zijn tijd in het bos, van zijn studententtijd naar zijn aanslagen, van het bijles geven aan een vijftienjarige jongen tot zijn schuldbekentenis voor de rechtbank. Er zijn verschillende doden gevallen bij de aanslagen. Hij heeft dus mensen vermoord. Levensmomenten achtervolgen hem in de echokamer van zijn hoofd, van zijn hut, van zijn cel.

Dat wordt knap auditief en visueel in scène gebracht. Door wisselingen in stemtimbre, intonatie en tempo komt de onderhuidse existentiële eenzaamheid van het personage naar boven. John Cage-klinkende compositiefragmenten verscherpen de gevoelswisselingen.

Na Teds relaas over de gevangenneming als ’terrorist’ stort de hut niet in, maar spat uit elkaar, en is een open celruimte. Op een omgevallen houtwand zien we allerlei werkmateriaal waarmee hij bommen maakte. (Achteraf lees ik dat dat materiaal waarheidsgetrouw is uitgestald door de FBI, meer nog, dat zijn hele hut is verplaatst naar een museum waar je ze kan bezoeken voor 23 dollar).

Ted reageert fel in zijn commentaren, op de maatschappij, op de verloedering van de beschaving, het zijn geen zachte mijmeringen. Heel rationeel en logisch zijn zijn standpunten. Gevoelens verdwijnen onderhuids, worden niet manifest. Onthutsend vond ik vooral het relaas dat hij als student als proefpersoon in een psychologisch experimenteel onderzoek werd gekleineerd en vernederd. Opzet van die studie was om met speciale apparatuur in het brein te meten hoeveel psychologische druk iemand aankan, door deze persoon bloot te stellen aan agressieve beledigingen op basis van gevoelige persoonlijke informatie. Alle woede-aanvallen werden gefilmd en getoond aan de proefpersoon met alle woeste en verwoestende gevolgen van dien, zeker voor Ted.

De tekst, de enscenering, het spel geven een inkijk in het leven van deze radicale rebel en zonderling. In zijn voorbereidingen op zijn speech voor de rechtbank wil Ted zich niet verdedigen, hij wil sterven voor zijn principes en geloof. Hij wil geen advocaat, want die gaat van hem een mens maken. Juist dat doe Michael Bijnens in zijn tekst wel. Uit het leven van Ted komen (schrijnende) anekdotes aan bod, uit zijn jeugd, over een gemist feestje. Zijn dat trauma’s die hem tot ’terrorist’ gevoed hebben? Moeten we hem zo bekijken? Ted zou dat niet willen. Of toch? Toch een beetje?

Een eenvoudig einde ontroert, zoals het begin, je hebt op zijn minst mededogen. De voorstelling overtuigt, zet aan tot reflectie. Over het lot van Ted, over zijn radicalisering, en zeker over zijn profetieën. Wat is er al van uitgekomen? Wat is ons lot? En moeten we er niet tegenin gaan? Laika zorgt voor nagesprekken met de jongeren.

Foto: Olympe Tits