Eindeloos ouwehoeren over toneelspelen, hoe leuk is dat? Hilarisch leuk, blijkt, als dat gedaan wordt door topacteurs die al dat geouwehoer telkens illustreren met voorbeelden uit hun eigen toneelpraktijk. In Ondertussen in Casablanca mogen Jacqueline Blom en Hans Dagelet helemaal los gaan, daartoe in interviewvorm aangespoord door een verrukkelijk over-the-top acterende Anniek Pheifer.

Voormalig Warme Winkelier Jeroen de Man schreef en regisseerde het stuk waarvoor hij de inspiratie haalde uit Actors talk about acting, een boekje waarin veertien acteurs en actrices uitweiden over hun vak. Onder hen Alfred Lunt en Lynn Fontanne, het beroemdste acteursechtpaar uit het Amerika van de 20ste eeuw. Lunt en Fontanne hadden in een contract laten vastleggen dat ze nooit zonder elkaar zouden spelen, een afspraak waaraan ze zich hun hele leven gehouden hebben.

Blom en Dagelet zijn gemodelleerd naar deze twee theaterbeesten. Om hun verhalen naar het Nederland van nu te kunnen verplaatsen heeft De Man ze in Ondertussen in Casablanca Lynn Fonteyne en Alfred Lohman gedoopt.

Het stuk is een soort lange flashback van Lohman. In de eerste scène zien we hem in Casablanca met zijn tientallen jaren jongere minnares. Hij is daar omdat hij aan het eind van dat bewuste interview ineens bezocht is door een soort demon, een zich uit de muur van een kleedkamer losmakende geest die hem in een onbekende taal heeft belaagd. Er moet iets in hem geknapt zijn, op dat moment.

Wat heeft zijn toneelleven voor zin gehad? Zo vraagt hij zich bijvoorbeeld af hoe je van een 2500 jaar oud stuk kunt beweren dat het ‘nog steeds even actueel’ is. Hij wil het toneelspelen eraan geven om op zijn oude dag iets idealistisch te gaan doen.

Dit volstrekt onwaarschijnlijke gegeven vormt het vertrekpunt voor de voorstelling. In de kleedkamers van respectievelijk de Amsterdamse en de Haagse schouwburg loopt vooral de zeer met zichzelf begane Lohman helemaal leeg. Het is Hans Dagelet op zijn best in deze rol, waarin hij alle kanten van zijn acteerkunst kan laten zien. Strooiend met citaten, herinneringen ophalend aan grote rollen, vilein roddelend over collega’s. Als Jacqueline Blom zich er later bijvoegt, komen de echtelijke ergernisjes erbij en is het acteerfeestje compleet. Het vuurtje wordt lekker opgestookt door een kokette Pheifer, in wie wij een Eva Jinek in het kwadraat herkennen.

Zo ver, zo goed.

Dit had dus een vrolijke avond kunnen worden waarin ons een smakelijk kijkje in de toneelkeuken werd gegund.

Het heeft niet zo mogen wezen.

Blijkbaar uit angst zijn goede naam als serieus theatermaker te grabbel te gooien moest de werkelijkheid de voorstelling in gesmokkeld worden. De wereld buiten het toneel, die van honger en oorlog, vluchtelingen en terroristen. De wereld die brandt, terwijl jij geen brandweerman bent maar theatermaker.

Dat gebeurt middels korte scènes, gespeeld door zes jonge acteurs, die in een notendop alle wereldproblemen representeren. ‘Ondertussen in de kleedkamer’ wordt dan ‘ondertussen in Aleppo, Lesbos, Antarctica etc.’. Het zijn losse flodders, te kort om aan het denken te zetten of te shockeren. Erbij gesleurd, lijkt het, om een zweem van maatschappelijke betrokkenheid te tonen.

Aan het eind zingt het hele ensemble, gestoken in vrolijke zuurstokkleurige kledij, Michael Jacksons liefdadigheidsliedje We are the world én vertellen Dagelet en Blom nog een belegen mop.

De single bracht tientallen miljoenen op voor humanitaire hulp, de grap slaat volledig dood.

Zien we hier op de valreep de onmacht van een betrokken theatermaker?

Foto: Kurt Van der Elst