De dokter, de priester en de zoöloog bespreken een casus. De ene man maakt het zieke lijf van mensen beter, de ander vult hun ziel met de liefde van Christus, en de derde determineert de mens als dierensoort. Hun bespreekgeval is tot nu toe onvatbaar voor alles wat zij kunnen bieden; ondanks de zorg en aandacht van dokter en priester blijft hij ziek van verveling, op de vlucht voor problemen. In emmers vol wodka dobbert hij, brak watertrappelend in een uitgebluste buitenechtelijke relatie en een ambtenarenbaantje. De beste optie voor de soort zou zijn om deze loot van de stam te snijden. Om deze mens op te geven. Aldus de determinist Von Koren.

En dan is er het zwarte vierkant. De schilder Malevich, die het zwarte vierkant vanaf 1913 meermaals schilderde, was een suprematist. De kunstvorm waar hij op uitkwam moest niets hebben van representatie, het was niet naar de natuur of naar God geschilderd. Het was abstractie als nieuwe optie, een andere wereld. Kunst die volkomen vrij is van natuur en academische waarden. Voorbeeldloos en direct. Kunst die de vorm van een geschilderd zwart vierkant kan aannemen. Een andere deur voor de ziel.

In de voorstelling Het duel van Het Nationale Theater en Toneelgroep Oostpool, een bewerking van de gelijknamige novelle van Tsjechov door Jacob Derwig die werd geregisseerd door Jeroen De Man, komen deze elementen bij elkaar rondom de figuur Lajevski (Joris Smit). Bij aanvang hangt een grote linnen lap met daarop een reproductie van het zwarte vierkant boven het toneel. Als dat wordt opgetrokken wordt nog een zwart vierkant zichtbaar; de speelvloer, schuin naar voren aflopend. En laat er op de brief die Lajesvki heeft ontvangen ook zo’n zwart vierkant staan.

Lajevski leeft buiten de conventies van zijn sociale kring en dat zorgt voor onrust. De dokter, de zoöloog, de priester en de vrouwen houden zich, al dan niet afgedwongen, wel aan die conventies. Illustratief is een beklemmende scène tussen de twee vrouwen op het strand, waarin de kooi van onmogelijkheden zich steeds benauwender om hen heen sluit.

Maar wat hebben wij nu met de problemen van deze negentiende-eeuwse gegoede burgers? Hoe spiegelen wij ons aan Lajevski en zijn dorpsgenoten? De twee uur durende voorstelling legt nergens een duidelijk aanwijsbare link met het heden. De tekst is niet geactualiseerd, de kostumering (Iris Elströdt) ademt steeds de sfeer van de laatste twee decennia van die eeuw. Er staat geen geel hesje op de speelvloer. Maar de plek waar scenograaf Juul Dekker en lichtontwerper Prem Scholte Albers de personages neerzetten is wel dat zwarte vierkant uit een latere tijd, omlijst met wit, al tillen en schuiven zij het nog zo vol met authentiek ogende houten meubeltjes, porseleinen servies en kleurige kleden.

Toch denk ik bij het luisteren naar Von Korens tirade over de gedegenereerde Lajevski aan de nazi’s en aan Thierry Baudet – en dan niet aan zijn Riefenstahliaanse vakantiekiek. In de onmacht van de priester (Teun Luijkx), geuit in wodkavrije giechel- en huilbuien, kan ik in het verlengde daarvan wel een parallel zien met de problematische verhouding die wij vandaag hebben met religie. Onze grootste regeringspartij is vrij van het Hogere, en vanuit de marges tot aan Nashville denkt en klinkt steeds luider een fundamentalistisch tegengeluid. De failliete dokter die geld leent om het zelf uit te lenen en intussen niemand die lijdt aan de wereld echt beter maakt, die staat dan voor dat zorgstelsel dat we eigenlijk niet meer gemeenschappelijk willen onderhouden maar overgeven aan een kapitalistische gok.

Zo beschouwd hebben De Man en zijn team van Lajevski een alleman voor vandaag gemaakt. Al is het wel graven in de breed uitgemeten lagen van de voorstelling. De Man knoopt highbrow en lowbrow, humor en pathos in elke voorstelling met liefde en plezier aan elkaar. Daardoor is er altijd het risico dat de voorstelling zich verliest in al die met schwung opgevoerde details. Maar in de bescheten ijdelheid van Hein van der Heijdens Kirilic, de Weltschmerz van Smits Lajevski, de kinnesinne van Jacqueline Bloms Marja en de frustraties van Violet Braeckmans Nadezda en al hun uitgespeelde onderlinge plotlijnen ligt ook een idee.

Als oplossing voor de strijd tussen Darwinist Von Koren en buitenbeen Lajevski kiezen zij voor een antieke vorm: een duel, waarvan niemand nog weet hoe dat precies moet en dat ook helemaal niet naar verwachting uitpakt. Iedereen klungelt maar wat, ook hier is nog tijd voor een flauwe grap, en het kruid wordt in alle consternatie zomaar verschoten. De optie die het zwarte vierkant, of de abstracte kunst, de dolende ziel biedt is steeds al aanwezig geweest, maar Lajevski ziet hem niet en de groep waarvan hij het buitenbeentje is al helemaal niet. Tot dat gewelddadige, slecht uitgevoerde moment van barbaarse eigenrichting. Geen wonder, het duurde ook tot in de revolutionaire, oorlogszwangere jaren 1910 voordat deze nieuwe vorm van kunst voor de nieuwe mens in zijn nieuwe tijd zich aandiende. Volhouden dus maar, zegt Het duel, al duurt het wachten lang en al zijn we met heel andere dingen bezig. Ook al zien we het nu niet, er dient zich een nieuwe doorgang aan.

Foto: Sanne Peper