In de tweede voorstelling van Amsterdam Poet’s Theater, dat binnen twee weken een nieuw stuk schrijft en repeteert, laat andermaal de kracht van het concept zien. Het levert een ongewone verbintenis tussen speler en publiek op.  

‘Ik heb ze gevraagd om een theatertekst voor míj te schrijven, maar ze hebben een tekst geschreven voor zomaar iemand, voor zomaar een acteur. Slecht.’ Louis van der Waal had toch meer gehoopt van zijn samenwerking met de makers van Amsterdam Poet’s Theater. Na een onfortuinlijk getimede grap is hij volledig gecanceld door zijn naasten en geliefden, en hij wilde met deze voorstelling graag een poging tot zelfrehabilitatie doen. De tekst die hem is voorgeschoteld is echter een brug te ver – wie gelooft hém immers in de rol van verzekeringsadviseur?

In de tweede editie van Amsterdam Poet’s Theatre, het initiatief van schrijvers/makers Artun Alaska Arasli en Joachim Robbrecht, vallen een aantal zaken gelijk op. Net als De doormidden gezaagde is Louis, neem plaats een dialoog tussen een acteur en een afwezige tegenspeler: in dit geval richt Van der Waal steeds het woord tot zijn personal assistant Nora. En ook is het wederom een monoloog van een acteur die spreekt over de theatertekst die voor hem geschreven is, waardoor de nadruk snel op de achterkant van het theaterbedrijf komt te liggen. Vooral de netelige relatie tussen de acteur en de schrijver/maker komt steeds terug.

Meer nog dan de inhoudelijke thematiek bepaalt het hele concept van Amsterdam Poet’s Theater hoe je naar de voorstelling kijkt. Omdat het materiaal in twee weken geschreven én gerepeteerd is, levert dat theater in haar meest ruwe vorm op, gespeend van scenografie, licht- of geluidsontwerp en zelfs gedetailleerde regie. Dat vormt een grote uitdaging voor de acteur van dienst, die nauwelijks genoeg tijd heeft gehad om de tekst te leren, laat staan om deze te beheersen.

En dat bewerkstelligt op zijn beurt een bijzondere band tussen de acteur en het publiek. De nadruk komt te liggen op de noeste arbeid die acteren ook is: het worstelen met een tekst, het continu in het moment proberen te staan terwijl je ook een tekst en regie-aanwijzingen moet reproduceren, de spanning tussen gekluisterd zijn aan een tekst en een regieconcept en vrijheid vinden op de vloer. Omdat het allemaal zichtbaar is, kijk je als toeschouwer niet zozeer naar de acteur-als-kunstenaar, maar eerder naar de acteur-als-topatleet, en wordt er een sterke empathie bij de toeschouwers aangeboord: je wil Van der Waal eigenlijk aanmoedigen en toejuichen om zijn prestatie.

Het is sowieso interessant om de acteur eens volledig tegen type te zien spelen. Zoals hij zelf in de tekst benoemt staat Van der Waal als acteur bekend om zijn neiging tot grappenmakerij; zijn personages hebben vaak iets ongemakkelijks, een existentiële pijn die verborgen gaat achter een masker van jovialiteit. In de fictie van Neem plaats, Louis neemt hij daar bewust afstand van. Omdat zelfs de mensen in zijn privé-omgeving er niet meer in geloven dat hij überhaupt ‘serieus’ kán zijn, gooit hij het roer op het podium rigoureus om, want: ‘het theater heeft me in deze situatie gebracht, dus ik moet er ook via het theater weer uitkomen.’ Zo zet de voorstelling een lijn voort die ook al in De doormidden gezaagde werd aangehaald: welk effect heeft een loopbaan als acteur op je persoonlijkheid in het ‘echte leven’?

Niet iedere scène is geslaagd – zeker een passage waarin Van der Waal de schrijvers van het stuk op het rooster legt voelt als net wat te gemakzuchtige zelfspot van de makers. Maar het thematische web dat de makers uitzetten rond toxisch gedrag, de veranderende positie van grappenmakerij, cancel culture en in hoeverre je identiteit wordt gevormd door hoe anderen op je reageren, blijft tot het einde toe boeiend.

Bovendien is de kijkhouding die Amsterdam Poet’s Theater opwekt volledig bestand tegen wat gekabbel hier en daar – we zijn er om te zien hoe een groots acteur zonder vangnet zijn werk staat te doen, en het gevoel van verbintenis met de performer dat dat oplevert maakt de avond alleen al de moeite waard.

Foto: Artun Alaska Arasli