In deze slimme, compacte bewerking van de roman van Hugo Claus weten regisseur Luk Perceval en zijn team goed door te dringen tot de essentie van het drama. Het is daarom jammer dat de overheersende muzikale omlijsting zo veel van de weerbarstigheid van het stuk plat slaat.

Ze kleedde zich uit alsof ze alleen was.’ De naamloze hoofdpersoon van de theaterversie van Het jaar van de kreeft is op slag verliefd op de eveneens naamloze vrouw met wie hij aan het begin van het stuk het bed deelt, ondanks haar ‘onaanzienlijke borsten en te dunne benen.’ Rigoureus richt de bewerking van Peter van Kraaij zich op de passie en de lichamelijke aantrekking tussen de twee minnaars: onze kennismaking met de personages valt samen met hun eerste seksuele samenzijn en de tekst snijdt veel details weg om zo dicht mogelijk bij een fragmentarische, sensuele beleving van een allesverterende affaire te blijven. De scenografie van Katrin Brack onderstreept dit: er hangen tientallen anatomisch incorrecte mannelijke sekspoppen in de lucht en de enige verwijzing naar de wereld buiten de lust is een rood kinderfietsje dat als een stille verstoring continu op de scène aanwezig blijft.

Ook in het spel wordt een complementaire toon getroffen. De seks tussen de hoofdpersonages is in de directe, gedetailleerde taal van Claus in eerste instantie een euforische ontdekkingstocht, en de tekstbehandeling van een beheerste Gijs Scholten van Aschat en een impulsieve Maria Kraakman lost dit sterk in. Bovendien kenmerkt de voorstelling zich door een fantasierijke choreografie van Ted Stoffer, die al meerdere keren eerder met Perceval samenwerkte, en die als geen ander de spanning tussen tekst en gestileerde beweging weet op te zoeken. De prachtig tedere en onhandige liefdesscènes van het begin maken uiteindelijk plaats voor wederzijdse agressie en wanhoop en Stoffer weet het allemaal in lichaamstaal te vangen die een boeiende meerlagigheid aan de personages meegeeft.

Het laatste belangrijke element in de voorstelling doet echter een groot deel van de kwaliteit teniet. De composities van pianist Jeroen van Veen, die zijn muziek zelf live brengt, zijn weliswaar beeldschoon, maar tevens buitengewoon illustratief. Het gros van de scènes wordt zo ondergedompeld in een romantische en bij vlagen sentimentele gevoelslaag die iedere ambiguïteit en interpretatievrijheid bijna onmogelijk maakt.

Dit is dubbel problematisch omdat het perspectief van het mannelijke hoofdpersonage al zo overheersend is. Volgens de overlevering baseerde Claus zijn roman op zijn kortstondige relatie met Kitty Courbois, en de tekst heeft bij vlagen het nare randje van een afrekening. De rollenpatronen zijn clichématig: de rationele, niet-twijfelende man wordt het slachtoffer van de grillen van de impulsieve, irrationele vrouw. Omdat we het personage van Kraakman puur door de ogen van de man zien ontsnapt zij ondanks haar geweldige, vitale spel niet helemaal aan een karikaturale portrettering van het ongrijpbare liefdesobject.

Het strekt Perceval en Van Kraaij daarom tot eer dat ze het einde van de roman tot een voetnoot hebben gemaakt. De plotselinge dood van de vrouw is een te af slot voor een stormachtige liefde als die in Het jaar van de kreeft; door er nauwelijks bij stil te staan bieden de makers de man geen makkelijke closure. De muziek valt eindelijk stil: de totale overgave aan een gedoemde liefde laat permanente wonden na.

Foto: Sanne Peper