In Erik Whiens nieuwe regie Hebriana komt het komische met afstand beter tot zijn recht dan de onderliggende tragiek. De voorstelling is daardoor wat uit balans. Niettemin valt er veel te genieten aan het exploderende zevenkoppige familieconstruct dat centraal staat in Lars Noréns Hebriana (1987).

Het stuk speelt zich af in 1986, het jaar waarin ecologische rampspoed en politiek-maatschappelijke onrust de tijdgeest in zijn greep houden – de parallellen met nu zijn te over. Het was het jaar van de kernramp in Tsjernobyl, de moord op de Zweedse premier en de aidsepidemie die hard om zich heen sloeg. Genoeg om over te praten dus, als het Zweedse gezin in hun familiehuis aan de (verontreinigde) kust samenkomt, om zoals elk jaar Midzomer te vieren. Bovendien is er nog een persoonlijk leed te verwerken: nog geen jaar geleden overleed de vader van het gezin. Alle stof voor een broeierig familiedrama in maatschappelijk-ontwrichte context. Al blijkt een wereld op drift bijzaak in de persoonlijke misère van deze mensen, die eerst en vooral zichzelf en hun privéproblemen als belangrijk achten.

Twee buitenstaanders werken als ontstekingsmechanisme dat het egocentrisme van deze familie doet ontvlammen: de verweesde uitgever Alex (een zuigerige rol van Mark Rietman), die zijn leven niet meer op de rit krijgt na de zelfmoord van zijn partner. En Hebriana (een ongrijpbare Soumaya Ahouaoui), die zich niet laat sturen door verwachtingen of zich in hokjes laat vangen.

Haar ingetogen rol staat in sterk contrast met het geëxalteerde spel van haar tegenspelers. Tegenover controlfreak Anna (Jacqueline Blom) staat haar hysterisch-dramatische (want acterende) zus Lena (alweer zo’n fijne rol van Keja Klaasje Kwestro). Beiden breken: de eerste als ze de façade van haar gezin ineengestort ziet – iets wat ze eigenlijk al wist, maar pas echt wordt als je omgeving het zich ook realiseert –, de tweede in het aangezicht van haar ongrijpbare zus Hebriana. Hun respectievelijke partners (een sullige Hein van der Heijden en een semi-sympathieke Joris Smit) tollen eromheen, maskeren met lege grootpraat hun passiviteit, of wentelen zich er doodleuk in. Ook de moeder breekt: als Ingrid kan Betty Schuurman lang redderen, oppoetsen en wegstoppen, maar uiteindelijk haalt Hebriana haar stilzwijgend maar genadeloos onderuit.

Hebriana dringt zich – ondanks zichzelf – gaandeweg naar de voorgrond en Whien ensceneert dat letterlijk. Het eerste uur zit Ahouaoui stilzwijgend op het toneel, met haar rug naar de zaal én naar haar tegenspelers. Ondertussen sorteert het gezin in een frontaal op het publiek gespeelde openingsscène voor op dit tot mislukken gedoemde samenkomen. Gaandeweg verdrukt zij de anderen letterlijk naar het achtertoneel. Terwijl de lange eettafel met quasi-gezellige kandelaartjes waar het gros van de dialoog aan gevoerd wordt, zich steeds verder verwijdert, komt Hebriana prominenter in beeld.

Die perspectiefverschuiving is de spannendste ingreep van Whien: nu zien we niet Hebriana door de ogen van haar (aangetrouwde) familieleden, maar het gezin via de blik van Hebriana. Wie er buiten de norm valt, hangt maar net af van waar je die norm legt. ‘Je kunt toch wel een beetje anders zijn als je hier bent?’ vraagt Ingrid haar dochter Hebriana. Ze weet zich geen raad met haar in haar ogen onaangepaste dochter. In Whiens visie is het niet Hebriana, maar haar familie die zich categorisch weigert aan te passen.

Komisch (met een tragisch randje) is Hebriana zonder meer. De acteurs flirten met karikaturaal spel, maar geven hun personages voldoende reliëf om toch te blijven boeien. Het contrast met de uitgevlakte spelopvatting van Hebriana is groot. Die botsing is potentieel interessant en de kern van het drama in Hebriana: haar gezinsleden krijgen maar niet de bevestiging van haar waar ze zo hartgrondig naar op zoek zijn. Opvallend is dat Hebriana’s ontwrichtende aanwezigheid in deze enscenering vooral tot meer geëxalteerd spel leidt, een uitvergroting van wat er vanaf het begin wordt ingezet. Hebriana blijft daardoor uiteindelijk ook enigszins aan de schetsmatige kant.

Foto: Phile Deprez