Van een voorstelling die al maanden van tevoren als ‘spektakelstuk’ wordt aangekondigd, hoef je wellicht niet te veel diepgang te verwachten. Maar Jeroen De Man maakt het met zijn kritiekloze bewerking van het stuk van Jean Giraudoux wel erg bont: het is bijna indrukwekkend hoe resoluut hij iedere diepere gedachte buiten de deur heeft weten te houden.

‘Doe die mobiele telefoon weg, we zitten in de middeleeuwen!’ De vermaning die vissersvrouw Eugenie aan het adres van haar man maakt, is te lezen als een intentieverklaring van regisseur Jeroen De Man. In zijn sprookjesachtige spektakelstuk Ondine heeft hij geen boodschap aan de moderniteit; hij wil ons meenemen naar een klassiek verhaal en dat zo goed mogelijk vertellen. Om de onderdompeling te bevorderen is de Koninklijke Schouwburg helemaal omgedesigned tot onderwaterwereld; de sfeer is zo overheersend dat ik in de wandelgangen meerdere mensen Under The Sea hoorde fluiten (niet het juiste sprookje, maar soit).

Het uitgangspunt ‘ik wil gewoon een mooi verhaal vertellen’ is echter nogal naïef, en Ondine is een schoolvoorbeeld van een kritiekloze reproductie van achterhaalde clichés. Het gelijknamige hoofdpersonage, een waternimf, wordt op slag verliefd als ze ridder Hans tegen het lijf loopt, die zijn verloofde Bertha ook meteen voor Ondine aan de kant zet. Zij geeft haar oude leven op om met Hans naar het hof te verhuizen. Zelfs nadat hij zich ontpopt als egocentrische twijfelaar en Bertha weer het hof begint te maken blijft Ondine altijd trouw aan haar geliefde.

Zo zet De Man een universum neer van overspelige mannen en jaloerse maar opofferingsgezinde vrouwen waarin monogame liefde tussen een man en vrouw op sleetse wijze wordt geïdealiseerd – om over de ouderwetse opvattingen over klasse nog maar te zwijgen. Het negentiende-eeuwse seksisme en klassisme waarvan Ondine doordrenkt is, wordt op geen enkele manier door de regisseur geproblematiseerd.

Bovendien houdt De Man zich niet eens aan zijn eigen devies. Oprecht een sprookje hervertellen is één ding; je continu indekken met relativerende grapjes is nog iets anders. De dramatische scènes komen onder druk te staan door de niet aflatende flauwe woordgrappen en oppervlakkige verwijzingen naar de actualiteit. Vooral ridder Hans wordt geen moment sympathiek door de ironische manier waarop hij door Joris Smit wordt neergezet. Dat maakt het moeilijk mee te leven met de toch al ongeloofwaardige liefde tussen hem en Ondine, terwijl het stuk daar in de slotscènes wel vol op inzet. De onverbeterlijke romanticus en de relativerende ironicus in Jeroen De Man zijn er nog niet in geslaagd om tot een vruchtbaar verstandshuwelijk te komen.

De nadruk op humor heeft ook zijn voordelen: het biedt namelijk de zeldzame kans om rasacteurs als Hein van der Heijden en Mark Rietman zich eens voluit aan kolder over te zien  geven. Hun bijrollen zijn kleine masterclasses in komische timing in een stuk waarin de meeste grappen in het water vallen (sorry, nou doe ik het zelf).

Het andere lichtpunt in Ondine is de verpletterend sterke scenografie van Sarah Nixon en Juul Dekker. Decor en kostuums zijn niet alleen spectaculair, ze suggereren ook een inhoudelijke subtext waar de regisseur die zo opzichtig laat liggen. In de kostuums van de hofhouding wordt een spannend spel met gender gespeeld en lopen carnavalesk en chique dwars door elkaar heen. En als Ondine in een levensgrote walvis opkomt, laat het gevaarte een grote berg plastic achter (een thema dat in de randprogrammering nog verder wordt uitgediept in de speciale expositie Zeetroep).

De beeldende intelligentie van Nixon en Dekker wordt echter onvoldoende geschraagd door een corresponderende diepgang in het regieconcept van De Man. Daarmee blijft zijn Ondine voor het grootste gedeelte zo plat als een dubbeltje.

Foto: Sanne Peper