In HelloGoodbye beschrijft een pas toegekomen gast op een afscheidsfeestje hoe hij net voor het eerst de zee heeft gezien. Hoe mooi dat wel is, dat eindeloze blauwe water, het komen en gaan van de golven, hoe overdonderd die weidsheid, het bruisen,… Het is de meest wonderlijke entrée van de zovele entrées waaruit het stuk van de Koe is opgebouwd. ‘Ik raad het iedereen aan!’ verzekert hij de genodigden nog. (En je beseft het meteen: wij gaan voorbij aan wat er is hier en nu en groots). Minder geslaagd is het praatje van een volgende invité, over zijn vader die overleed ‘precies op deze dag een jaar geleden’. Domper.

De Koe’s voorstelling gaat over het aankomen en weggaan op de afscheidsceremonie van de voorzitter van de districtsraad, en over de grootdoenerij en superlatieven die erbij horen. Hoge gasten zijn essentieel (dokters, ingenieurs, schrijvers, intellectuelen, theatermakers) én de klassieke speeches: over hoe belangrijk iemand wel niet is, en hoe het zonder hem of haar al die jaren nooit was gelukt; hoeveel jonger zij er uitziet, en dat hij/zij altijd al de allerbeste vriend(in) was. Tussen Hello en Goodbye worden, kortom, vooral onwaarheden verteld. Maar één fundamentele waarheid: iedereen is inwisselbaar.

Ondertussen wordt er geestdriftig omhelst, verrast opgekeken, door elkaar heen gepraat, en alsmaar weer herhaald wat al eerder was gezegd. Typisch voor compagnie De Koe, die nervositeit. Net zoals de chaos op het toneel – deze keer met acht acteurs. Het klassieke trio van Natalie Broods, Peter van den Eede en Willem de Wolf wordt verveelvoudigd met de jonge spelers Tanya Zabarylo en (een zeer spitante) Ans Van den Eede, met Michael Vergauwen en Mats Van droogenbroeck. En (dat gebeurde nog al eens) met Sien Eggers die wel vijftien personages vertolkt, maar ondertussen haar eigen onverstoorbare zelf blijft: wereldonwijs met zwaar vermoeide blik. Ach, het maakt niet uit wie komt of gaat, als het volk maar blijft stromen en het feest spettert.

Ieder komt aan en vertrekt dus alsmaar opnieuw, in telkens andere personages, vaak met (bijna) dezelfde kostuums. Ieder speelt een keer gastheer en -vrouw, en ieder sleurt nepbloemen met zich mee, of taart, plastic champagneglazen, een rolkoffer met filmprojector, het ongewenste cadeau (oh God! Weer een samovar). Naar de vorm is HelloGoodbye een feestje dat nooit uit de startblokken komt (want ‘Ik kan helaas niet blijven. Sorry’), en nooit afgesloten wordt (want ‘Ik was te laat door die knip in het nieuwe circulatieplan!’). En uiteraard gaan de toespraken alle kanten op, of worden onderbroken door: ‘ik wou hier nog een klein woordje aan toevoegen…’

Seks, feestjes en alle opgewonden sociale interacties hebben gemeen dat ze komiek overkomen als je er vanop enige afstand naar kijkt. Ze zijn daarin een uitstekende prooi voor het soort humor waar De Koe in uitmunt. Ook absurditeit is een geliefkoosd ingrediënt van het gezelschap. Daartussen loodst de tekst (van vooral Willem de Wolf en Peter van den Eede) heimelijk doodernstige filosofische thema’s de voorstelling binnen – onderwerpen waar ontelbare bloedserieuze boeken over werden volgeschreven (gastheren en genodigden moeten natuurlijk intelligent uit de hoek komen.) Summum is een verwijzing naar de Accelerationisten (ze bestaan echt): die willen technologie en kapitalisme zo hard en snel doorvoeren dat de boel ontploft en we er daarna vanaf zijn. Kan het onzinniger?

Een aldoor terugkerend thema in de gesprekken en de geruchten (ook van de partij) zijn de bouwtorens, opgetrokken in de bouwputten op de nieuwe fundamenten bovenop de oude fundamenten… Als die omkiepen krijgen we misschien meteen tunnels, gaat de redenering. En vanzelfsprekend worden de oh zo Belgische verkeerstoestanden met het (Antwerpse) accelaratie-net en de (Brusselse) zinkgaten een mikpunt van spot. ‘We blijven bereikbaar omdat de route verandert, ook al zullen daardoor sommige mensen de weg niet meer vinden.’ En: ‘Er is niets behalve geruchten over gesprekken en gesprekken over geruchten’ (oneliners van Eggers).

Hilarisch is het spel met het middelpunt dat naar de periferie verdwijnt – zoals ook elke genodigde die binnenkomt heel even in het centrum van de belangstelling komt, om dan opzij te worden geschoven voor de volgende gast….  Met opmerkingen als: ‘We zoeken iets om te wonen in het centrum, maar het centrum verplaatst zich altijd.’ En: ‘Er is geen centrum meer, de rand is het centrum geworden.’ Of nog: ‘Als we de Ander in onszelf binnenlaten, dan zullen wij uit het midden moeten gaan, zullen we naar de periferie moeten gaan, zullen wij de buitenkant worden.’

Maar precies rond dat onvindbare centrum loopt er iets mank in de voorstelling: die mist namelijk zelf een harde kern, een ‘backbone’. Ach, hoe erg, want ik hou van Compagnie de Koe. Het lijkt wel of in deze productie De Koe weer z’n ouwe, vroegere zelf speelt, en ik mis de nieuwe. Die van een stevig al of niet historisch middelpunt (zoals bij De wederopbouw van het Westen of De Marx sisters, of zelfs Beckett Boulevard. Die van Krenz ervoor nog). Een kern van geschiedkundig materiaal of van herkenbare denkkaders (Europa, Beckett, het communisme, de kunst) waaromheen wordt getwijfeld, gefantaseerd, gedanst, gelachen, geouwehoerd.

Foto: Koen Broos