The making of – we gebruiken die uitdrukking gewoonlijk voor een documentair format dat ons vertelt hoe een kunstwerk tot stand komt, maar we vergeten dat ook mensen vanaf het moment van hun biologische ontstaan evenzeer worden gemaakt. Compagnie de KOE begrijpt dat als geen ander. In The Courage To Be Disliked deconstrueert het gezelschap het bestaan van een geprivilegieerde vrouw. Het pelt via verschillende media de verschillende laagjes van haar masker af, tot op het punt dat er een afschuwelijk, gapend niets overblijft.

De onmogelijkheid om voor een live publiek te spelen dwingt veel theatergezelschappen tot kunstgrepen, maar in het geval van de KOE is het een tweesnijdend zwaard. Enerzijds floreert het Antwerpse gezelschap al meer dan twintig jaar bij de viering van het aanwezig zijn, bij de potentie en de uniciteit van het gedeelde moment – iets wat de pandemie het afgelopen jaar onmogelijk maakte. Anderzijds bouwt de KOE al even lang spiegelpaleizen tussen spelen en zijn, met de verwarring tussen privépersoon, persona en personage als inzet, en daar heeft het nu een geschikte medespeler in gevonden: de camera. De camera maakt het mogelijk niet alleen aan identiteitslagen maar ook aan tijd en ruimte te morrelen. Een deel van The Courage to be Disliked bestaat bijvoorbeeld uit vooropgenomen fragmenten in Antwerpen in en rond de repetitieruimte van de KOE, maar op het moment van de première bevindt de crew zich fysiek in het Mechelse kunstencentrum nona – dat denk ik tenminste.

Acteur en auteur Willem de Wolf schreef een monoloog voor actrice Natali Broods. Haar gezicht, in close-up, is het eerste wat op ons scherm verschijnt, maar het is meteen ook duidelijk dat zij in een opnamestudio zit waar ze wordt gefilmd – niet voor ons, maar voor het publiek dat alles wil weten over haar personage, een puissant rijke vrouw uit de New-Yorkse upperclass. Peter Van den Eede speelt de regisseur van deze documentaire, maar is ook de regisseur van de actrice die de rijke vrouw zal spelen – bent u nog mee?

Ik zet het even op een rijtje: de actrice Natali Broods van de KOE speelt, aangestuurd door regisseur Peter Van den Eede van de KOE, de rol van een rijke vrouw die door de regisseur van de documentaire wordt geïnterviewd; van dit alles zien we de making of (dus: de making of van de documentaire) die vervolgens live naar ons wordt gestreamd. Om alles nog wat ingewikkelder te maken, versmelten geregeld de persona van Natali-de-actrice en het personage van de rijke vrouw met elkaar, ze worden in ieder geval allebei aangesproken met ‘Natali’. Oef.

Het hart van de voorstelling vormen de scènes waarin de vrouw reflecteert op haar fascinatie voor een wereld die zo ver als mogelijk afstaat van de hare: de zelfkant van de samenleving, waar verslaving, geweld en smakeloosheid heersen. De Wolf schreef een monoloog, maar bedacht een handige truc om de dynamiek van het vertellen op gang te brengen: de vrouw vertelt aan de documentairemaker hoe ze wekelijks in de chique club The Blue White haar observaties deelt met haar vriendin ‘Hannah’ (Arendt), afkomstig uit hetzelfde gepriviligieerde milieu. In wat ze vertelt spreekt zowel de filosofe Hannah Arendt mee, met haar beschouwingen over de banaliteit van het kwaad, als schrijfster Susan Sontag, die zich afvraagt hoe we kunnen kijken naar de pijn van anderen. Wat beiden verbindt is de vraag naar schuld en verantwoordelijkheid: hoe dienen ‘we’ (de gepriviligieerden) ons te verhouden tot onze medemensen die gevaar lopen of lijden?

Ook de rijke vrouw zoekt het antwoord op die vraag, maar ze verwoordt haar zoektocht op een bijna bovenmenselijk precieze, dehumaniserende manier. In het eerste fragment beschrijft ze de deerniswekkende gedaante van een junk: ‘Ik vroeg me af hoe het kon dat zo’n gezicht nog bestond.’ Toch wil ze dat gezicht, het gelaat van armoede en verval, recht in de ogen kijken – zoals kinderen stiekem kijken naar een mismaakt persoon: opgewonden, genotsvol, zich bewust van het gevaar – om dan snel weer weg te kijken. De beweging van kijken en wegkijken is een bewuste strategie, zo legt de vrouw rustig uit. Je laat toe wat je ziet, maar niet al te lang, zodat het je eigen positie niet aan het wankelen brengt. Na het kijken komt het beschrijven, in meedogenloos nauwkeurige bewoordingen, langzaam en precies geformuleerd, daar in The Blue White (niet toevallig even smetteloos wit als een white cube), met vriendin Hannah. ‘Wij thematiseren onze afkeurende blik.’

Observeren en nauwkeurig beschrijven – het zijn twee journalistieke principes die een zekere betrokkenheid zouden kunnen impliceren, in zoverre dat je je zou kunnen afvragen of het geen daden van liefde zijn. In het minimale geval leiden ze tot de erkenning van een bestaan of een lijden; in het beste geval tot een actie om dat lijden ongedaan te maken. Niet zo echter bij deze vrouw. Want: ‘De status-quo wordt bepaald door een poging tot nauwkeurigheid.’ Het beschrijven is het bezweren, het temmen van de gebeurtenis – de precisie van de beschrijving beteugelt de chaos van het reële. En zoals Sontag al betoogt in Regarding The Pain of Others: de afstand tussen subject en object blijft daardoor (te) groot, het subject (in Sontags concrete voorbeeld: de fotograaf van oorlogssituaties) weigert de impact van het geziene/beschrevene ook echt te ondergaan. Het is kijken en wegkijken, op het juiste moment. Het is een totaal onethische manier van kijken.

Bij de vrouw, waar de ongelijkheid tussen subject en object misschien nog groter is, is dit geen-gevolg-geven-aan niet eens een verhulde reflex, maar een openlijke keuze. Er leeft bij haar een sterk bewustzijn over de dynamiek van haar kijken en spreken, maar ze weigert eenvoudigweg daar emotionele of ethische consequenties aan te verbinden. Die onmenselijke houding verraadt een doodsdrift. De Wolf suggereert dat die gelieerd is aan de door haar ‘geziene’ zelfmoord van haar vader – dat ene moment dat ze niét wegkeek. Door in die afgrond gekeken te hebben beseft ze dat haar positie eindig is, dat er een dag komt waarop ‘de andere kant’ terugkijkt – en dat die dag zal gepaard gaan met geweld. Daarom zoekt ze de bron van dat geweld op. Ze wil weten waar ze voor staat. Geef haar maar een voorschot op de dood, want controle is alles. Daarom ook, in het licht van de nakende catastrofe, laat ze toe deze documentaire over zichzelf te maken: ‘Als je me wil bestrijden, wat uiteindelijk toch zal moeten gebeuren, zal je je toch in mij moeten verdiepen.’

Het schrijnende is dat er weinig is om zich in te verdiepen. Haar gedachten en handelingen zijn die van een onthecht mens, zij het niet op de ‘vriendelijke’ zen-manier. De vrouw blijkt een en al ongenaakbare vorm, laag boven laag. Waar dat soort ‘onthullende’ documentaires over rijke mensen erop gericht zijn inkijk te geven, stoten we als kijker, eenmaal doorgedrongen tot de vermeende ‘kern’ (waar Broods in haar personage zit) slechts op een gapend zwart gat. Symptomen van de innerlijke leegte zijn de neurotische tics (geneesmiddelen innemen zonder water) of de bijgelovige spelletjes die ze speelt met de lift.

Een interessant en kritisch verband legt De Wolf verder nog tussen het koele voyeurisme van deze klasse mensen en dat van de (New-Yorkse) kunstenaarsklasse, die in wezen vaak hetzelfde object zoekt – de ‘onderkant van de samenleving’ – en daar in wezen ook op dezelfde manier mee omgaat. Enige verschil is dat de kunstenaarsklasse zichzelf percipieert als ‘deel van’ die onderkant, waar dat voor de bezittende klasse overduidelijk niet het geval is. Een kwestie van discours dus, verkoopsdiscours, in het geval van de kunstenaars. En een kwestie van het afkopen van geweld, het neutraliseren ervan, in het geval van de kopers. In de kunst ‘worden de demonen tegelijk losgelaten en bezworen’ – het is Ersatz voor het echte, reële geweld van de straat. Elke kunstenaar steekt met andere woorden een handje toe om de status-quo in stand te houden, ook deze kunstenaars, ook Compagnie de KOE. Of zoals Peter van den Eede-de-regisseur in de epiloog tegen Natali Broods-de-actrice zegt: ‘Ze probeert tot een gesprek te komen, maar een niet-gepriviligieerde wil een gevecht.’

Om deze kluwen aan sterke filosofische ideeën – onze omgang met lijden, kunst als pasmunt voor de status-quo, de kracht van taal, … – heeft de KOE een heus vormlabyrint gebouwd, waar de genoemde vertellagen (theater-film-documentaire-making of…) als concentrische ringen omheen liggen. Kers op de taart is het onderuit halen van de zinvolheid van de hele voorstelling, wanneer Peter Van den Eede en Natali Broods na de opname van de ‘documentaire’ uitblazen in de loge. Er is nog iets dat wringt, voor Van den Eede. Het hebben van een geweten is immers ook een privilege – toch als je er verder niets mee doet. Hier wordt het thematiseren, de discoursvorming over privilege op de korrel genomen als een vorm van luxe, een luxe die het gezelschap zich net een dik uur heeft toegeëigend. ‘Als je je privilege niet wilt afgeven moet je er niet over spreken en er gewoon van genieten.’

Uiteindelijk is het in die discussie de laatste zin van Natali’s personage die nazindert: ‘Helpt mijn bewustzijn de wereld? Ik weet het niet.’ Die ‘ik weet het niet’ is wellicht de enige ‘waarachtige’ frase – terugslaand op de theatermakers Natali Broods, Peter Van den Eede en Willem De Wolf – die de hele voorstelling bevat.

Foto: Koen Broos