Ach, wat een wonderbaarlijke, lange, gelukzalige toneelavond. De Koe heeft het drieluik De wederopbouw van het Westen in drie jaar en evenzovele voorstellingen opgebouwd en speelt de reeks nu slechts een paar keer als marathon. De losse voorstellingen (die ik niet eerder zag) werden al enthousiast ontvangen, maar de drie voorstellingen in één ruk in ruim viereneenhalf uur is een weergaloze belevenis: erudiet en sexy, onbescheiden en associatief, keuvelend en episch, even heerlijk als briljant.

De voorstelling, gemaakt en gespeeld door Peter Van den Eede, Natali Broods en Willem de Wolf, bestaat uit drie delen, Wit, Rood en Zwart, die op prachtige wijze elkaar aanvullen, tegenspreken en voortzetten. De afzonderlijke voorstellingen lijken bescheiden, met intuïtieve, beperkte onderwerpen, maar na elkaar gespeeld zie je de enorme ambitie van de onderneming. De makers lijken een  progressie te tonen, een onnavolgbare duiding van een mentaliteitsverandering die zich tijdens ons leven heeft afgespeeld in de hoofden van ons allemaal.

Het eerste deel is een soort diashow: ieder vertelt jeugdherinneringen, anekdotes, poëtische observaties en invallen, steeds gescheiden door een donkerslag. Van den Eede vertelt over schilderen, Broods over de opwinding die ze voelde bij alleen al de titel van de voorstelling. De toon is lichtvoetig en naïef. Die dia’s zitten er ook letterlijk in: een deel van een gesprek over muziek wordt geprojecteerd en De Wolf vertelt over dia-avonden in zijn ouderlijk huis in Groningen. In Groningen, waar in de jaren zestig vanuit het Westen het ‘praten’ werd geïntroduceerd als oplossing voor problemen, tot schrik van de jonge Willem. ‘Wij dachten dat onze binnenwereld onmededeelbaar was.’

Het tweede deel, Rood, is een soort interviewsituatie waarin Broods een hyperversie van Liz Taylor speelt en Van den Eede en De Wolf Richard Burton. Ze spreken losjes tegen het publiek, etaleren zichzelf, kibbelen onderling, verliezen zich in een beschouwing over Antonius en Cleopatra, drinken kleurige drankjes uit glazen die groot zijn als vazen. De toon is ironisch, vrij  hysterisch eigenlijk, maar onlangs de losheid begin je al snel in te zien dat hier sprake is van een zeer hecht bouwwerk. Een kernzin gaat over een van Taylors beroemdste bezittingen, de Peregrina-parel. ‘Wat maakt La Peregrina nu het beroemdst, dat hij twee keer door Velasquez is geschilderd of dat hij een keer in de bek van mijn hondje heeft gezeten?’

Het derde deel, de drie spelers nu in het zwart, begint als een les kunst- en ideeëngeschiedenis van de Renaissance tot en met 1913, ‘dus vanaf het moment dat we onze handtekening onder een schilderij gingen zetten tot het moment dat Malevitsj het hele schilderij zwart maakte.’ Deze tot mislukken gedoemde exercitie leidt tot onderling geruzie tussen de spelers (om de omissie van de Beeldenstorm), een prachtige beschouwing over de verhouding tussen toeschouwer en publiek en veel koffie drinken. De toon is cynisch, maar evengoed wanhopig.

De drie eindigen in een tableau, een citaat van het eerder in de voorstelling behandelde schilderij Le déjeuner sur l’herbe van Manet, dit jaar precies honderd jaar oud.

De drie delen achter elkaar hebben een hypnotische kracht die je als toeschouwer continu laat associëren, verbindingen leggen en stapjes terug en vooruit doen. De hoofdrol is voor de tekst (ongedwongen gebracht, maar tot op de millimeter vastgelegd), maar juist de beelden en de spaarzame muziek (van Pol Geusens en Bram De Vreese) geven de voorstelling een prettige openheid; het is onbeschaamd elitair toneel dat toch niemand zich dom zal laten voelen. Ik moest vaak denken aan Hoofd zonder wereld van ’t Barre Land; ook zo’n langjarig project waarin het denkvermogen en theatertalent van jaren waren samengebald.

Ik heb overigens het sterke vermoeden dat de marathonvoorstelling veel beter is dan de som van de afzonderlijke delen. De drie stukken laten drie opvattingen over kunst zien, drie ideeën over privé versus openbaar, drie vormen van collectief werken, drie manieren om als theatermaker met je publiek om te gaan. Juist naast en tegenover elkaar gaan de verschillende delen fonkelen en schitteren. De wederopbouw van het Westen is, kortom, de beste voorstelling van het seizoen.

Foto: Koen Broos