Heat is het derde deel in een reeks voorstellingen van Davy Pieters over ‘opgroeien in een toekomstige wereld’. Na het element water in CRISPR (2022), en aarde in Not All Is Lost (2023), staat in Heat het element vuur centraal. De beloofde zindering komt helaas slechts in enkele taferelen over. 

Zwart voordoek gaat omhoog. Een oudere vrouw zit, in een houding die verslagenheid uitstraalt, op een stoel aan de zijkant van het toneel. Zwart voordoek daalt. En gaat weer omhoog. Een staande man maakt aanstalten om iets te doen, maar zelf weet hij zo te zien ook niet wat. Voordoek neer en weer op. Een keurige dame schuift stoelen aan bij de centraal geplaatste tafel. Doek. Een jonge vrouw rent rondjes. En doek.

Van begin tot eind worden de verschillende, in lengte variërende, tableaus in Heat van elkaar gescheiden door dat zwarte scherm. Tot vlak voor het eind blijft het decor daarachter hetzelfde. Aan weerszijden staan monumentaal vormgegeven wanden, die schuin naar binnen zijn gericht. Net als de achterwand zijn ze bekleed met reflecterende, koperkleurige panelen. Boven de toneelvloer hangen vier spiegelende, naar de zaal hellende panelen. Het is de esthetiek van een hip maar toch poenerig designhotel. In lullig contrast daarmee staan die simpele langwerpige tafel met daaromheen ouderwetse houten caféstoelen. 

In enkele scènes is het meubilair ineens weg, om plaats te maken voor lome strandtaferelen. Een vrouw in badpak, liggend op haar handdoek. Het geluid van de branding. Twee vrouwen in strandkleding, die een badmintonshuttle in de lucht houden. De in de titel aangekondigde hitte wordt hier voelbaar. In tegenstelling tot de situaties rond die tafel, die eerder afstandelijk en koel overkomen. Als je niet weet dat Heat iets wil zeggen over de opwarmende aarde en hoe mensen daar mee omgaan zijn die spaarzame strandscènes de enige duidelijke hint.   

Volgens de summiere begeleidende tekst toont Heat: de complexiteit van intergenerationele familiedynamieken, verhoudingen die onder spanning staan en diepgeworteld gedrag dat zichtbaar zou worden. Er is een moment waarop de rondjes rennende vrouw stuit op een hardhandige poging om haar te stoppen, door de man in hemd. Enkele blackouts later smijt diezelfde jonge vrouw met veel misbaar de tafel omver, tot woede van man in hemd. Dat we hier getuige zijn van een verhouding die onder spanning staat lijkt evident.

Tegelijkertijd is het een van de weinige momenten waarop die intergenerationele familiedynamiek in het spel lijkt te zijn. Maar verder krijgt die dynamiek nauwelijks reliëf. De figuren blijven daarvoor veel te tweedimensionaal en anoniem: vrouw in blauwe jurk; meisje dat zit te schrijven aan tafel; vrouw met lang krullend haar die met de rug naar het publiek schokkerige gebaren maakt op technomuziek. Context, samenhang en duiding mag je er zelf bij verzinnen. Veel om mee te werken krijgt de welwillende kijker echter niet van Pieters. Talloze scènes bestaan uit een herhaling van zetten. En afgezien van die omgekieperde tafel gebeurt er bijzonder weinig.

De gekozen vorm is zonder meer eigenzinnig en consequent te noemen. Maar haar reputatie als grossier in overweldigende theatrale beelden maakt Davy Pieters in Heat helaas maar mondjesmaat waar. Zo pakkend als die schaarse stranduitstapjes uitpakken, zo eenvormig is de afwisseling van tafelscènes. Daarnaast valt het nodige af te dingen op de rol van het uit meer dan dertig zangers bestaande koor, dat – wederom volgens die tekst – de hitte en de zindering zou moeten verklanken. In contrast met de spaarzame soundscapes die de meeste tableaus begeleiden, is de koormuziek van Christiaan Verbeek en Sterre Konijn behoorlijk hectisch. Maar of die van laag naar hoog (en vice versa) golvende zanglijnen nou direct een associatie oproepen met warmte, laat staan hitte? Of anders wel met vuur, al dan niet in overdrachtelijke zin? Nou, nee. Niet echt.

In de tableaus waar het koor er bij komt is het vooral heel erg vol op het podium. Met name springt dat in het oog tijdens de slotscène, waarin het speelvlak nota bene vergroot is door de zijwanden naar buiten te schuiven. Vanuit een ronddraaiende beweging door enkele spelers in het midden ontstaat, door toevoeging van de koorleden, een steeds grotere mensenmenigte die meedraait in een steeds wijdere cirkel. Uitgevoerd door getrainde bewegers zou dit wellicht kunnen culmineren in een maalstroom van geluid en beweging. Maar nu, met al die als doodgewone burgers over het toneel banjerende koorleden ertussen, doet het eerder denken aan een ietwat chaotische braderie. 

Los nog van de uitvoering: waarom zou een voorstelling die een uur lang statische, repetetieve en afstandelijke tableaus aanbiedt ineens moeten uitmonden in zo’n maalstroom? Uit welke wolkenloze hemel komt dat kolkende slotakkoord plotseling gevallen? Zowel de aanzwellende muziek als de reuring op het toneel suggereren iets meeslepends. Maar waarom zou je je als kijker ter elfder ure laten meeslepen, nadat je eerst tableau na tableau na tableau na tableau op afstand bent gehouden?

Foto: Bas de Brouwer