In eerdere voorstellingen onderzocht Davy Pieters de invloed van de huidige beeldcultuur op onze samenleving. Zo keek zij in Re-enactment of the Now vanuit de toekomst terug op 2016. In What We Leave Behind doet ze samen met zestien performers precies het tegenovergestelde: hoe bepalen beelden uit het verleden hoe we naar het hier en nu kijken? En specifieker: hoe bepalen iconische schilderijen, film- en nieuwsbeelden hoe we interpreteren wat we zien?

Hoewel de performance een lange lijn in zich heeft, wordt de basis gevormd door een aantal losse scènes die met elkaar gemeen hebben dat ze starten vanuit een bewegingloos lichaam, of dat nu op de speelvloer ligt of op een pallet wordt binnengereden. Wanneer dat lichaam in beweging komt, ontstaan als vanzelf nieuwe beelden die een ander licht werpen op wat je in eerste instantie denkt te zien. Een dansfeest verandert in verbeten rondjes rennen en een massale vechtpartij. We zien een eenling vertwijfeld tegen de massa inlopen, maar even later ook een demonstratie waarbij ordebewakers op alle mogelijke manieren geprovoceerd worden.

Centraal staan twee indrukwekkende mimeperformances rond twee iconisch geworden schilderijen. In de eerste wordt een roerloos lichaam in allerlei houdingen ‘gekneed’, met meerdere malen een resultaat dat de kunstenaar niet bevalt, totdat uiteindelijk het beeld ontstaat dat we onmiddellijk herkennen als De schreeuw van Edvard Munch en de andere spelers de rol aannemen van bezoekers in een museum of suppoost.

Het tweede beeld ontstaat meer autonoom nadat de neergezette als poppen neergezette lichamen zich als in slow motion naar elkaar toe bewegen om zo Het vlot van de Medusa van Théodore Géricault te vormen. Dat schilderij is een statische en gestileerde weergave van een historische gebeurtenis, maar in de regie van Pieters ontwikkelt dit beeld zich tot een organische massa, waarin elke performer voortdurend van plaats en rol verandert.

Vernuftig voorziet Pieters dit alles van een extra laag door het publiek enkele scènes nogmaals, maar dan sneller gespeeld te laten zien, waarbij als vanzelf wat we voor de tweede maal zien gekleurd is door wat we al eerder zagen, ondanks de wel degelijk zeer grote verschillen, die variëren van het ontbreken van een housebeat, minder of juist meer performers, die brengen of juist weghalen. Ietwat plagerig loopt de voorstelling vlak voor deze herhalingen zelfs al vooruit op het obligate slotapplaus als de spelers op driekwart van de voorstelling op stoelen aan de zijkant plaatsnemen, naar het publiek kijken en uit het niets losbarsten in een staande ovatie.

In tegenstelling tot eerdere voorstellingen mist What We Leave Behind echter urgentie. Hoe fraai de verschillende beelden ook zijn, hoe energiek het spel van de jonge spelers ook is, het is te weinig om tachtig minuten te blijven boeien.