Het theaterproject Eerst zien dan geloven, dat in Den Haag werd opgezet, richt zich op het verbinden van de geloofsgemeenschappen en de seculiere bewoners van een wijk. De Amsterdamse editie werd echter onderbroken door de lockdown. Hoe creëer je verbinding als iedereen afstand moet houden?

Hanna Timmers bedacht het idee voor Eerst zien dan geloven in 2017 in Den Haag. Het viel haar op dat er een kloof was tussen de verschillende gebedshuizen in haar omgeving en haar eigen belevingswereld – zou dat ook voor andere seculiere mensen gelden? Onder de vleugels van Het Nationale Theater en samen met theatermakers Martijn Klink, Khadija Massaoudi en Els van der Jagt legde ze contact met verschillende geloofsgemeenschappen om de afstand te verkleinen.

Na de Haagse editie tekende CC Amstel voor een eigen versie, waarin dit keer een kerk, een synagoge en een islamitische gebedsruimte centraal zouden staan. De makers (naast de terugkerende Massaoudi nodigde Timmers dit keer Gerbrand Bos en Hilde Tuinstra uit) werden echter in hun werk onderbroken door de coronacrisis en de lockdown, waardoor ze voor een moeilijke uitdaging werden gesteld: hoe kun je een verbindende theaterervaring creëren als de deuren overal dicht blijven?

De drie makers geven allemaal hun eigen draai aan een oplossing. Veruit de zwakste poging is die van Massaoudi. Vanwege het wegvallen van de diensten en bijeenkomsten van de Oranjekerk koos ze ervoor om een documentaire te maken over allerlei sociale gemeenschappen en initiatieven in de buurt, waarbij slechts mondjesmaat de relatie tot de kerk wordt benoemd. De brede insteek voelt arbitrair en er wordt nergens de diepte in gedoken. Vanwege de kritiekloze benadering van de meeste deelnemers, die stuk voor stuk reclame mogen maken voor hun eigen toko, blijft het gevoel over dat je naar een programma van de buurtomroep hebt zitten kijken. Pas helemaal aan het slot, als verschillende buurtbewoners de gebedskapel van de Oranjekerk door middel van artistieke interventies mogen inpalmen, komt er iets tot leven van hoe deze wijk zich tot de kerk verhoudt, maar de geloofsgemeenschap zelf blijft buiten beeld.

Hilde Tuinstra richt zich daarentegen uitsluitend op de geloofsgemeenschap zelf, maar die focus maakt haar bijdrage een stuk interessanter. In haar podcast, die je beluistert met uitzicht op de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente, zet ze in eerste instantie haar eigen beleving als buitenstaander iets te veel centraal, maar al gauw zoomt ze in op de ideeën, overpeinzingen, gebruiken en discussies van de gemeenschapsleden. Helaas doet ze dit op een manier die net wat te veel aan de oppervlakte blijft – een grote verzameling mensen wordt telkens met een zin gekenschetst – maar het geeft wel een beeld van de diversiteit van stemmen en gedachten die de synagoge herbergt. Als afsluiter worden we buiten de poorten getrakteerd op een prachtig Jiddisch lied.

Het bezoek aan de synagoge levert veel gedachten op, zeker vanwege het contrast met de gebedsruimte van de islamitische gebedsgemeenschap Al Choura die we daarna bezoeken. Waar de Liberaal Joodse Gemeente een vesting is, omringd door een heuse slotgracht, beveiligingspoorten en, op gezette tijden, bewaking door de Koninklijke Marechaussee, is de moskee van buitenaf niet eens te herkennen: ze huist in een gebouw waarin onder andere ook een kinderdagverblijf is gevestigd. Het is een sterke beeldmetafoor voor de geloofsgemeenschappen: de Joodse gemeenschap als volwaardig onderdeel van de samenleving maar altijd bedreigd, de islamitische gemeenschap weggemoffeld en buiten het zicht. In de podcast van Tuinstra is de balans tussen openheid en veiligheid een belangrijk onderwerp van discussie; bij het werk over Al Choura staat de kloof tussen de witte theatermaker en de gemeenschap die hij bezoekt centraal.

Gerbrand Bos heeft zijn ontmoetingen in de vorm van een maquette gegoten, waarbij hij ook enkele voice-overs laat horen. De bijdrage van een stamgast in een nabijliggend café valt iets uit de toon en lijkt alleen maar te zijn toegevoegd om de overeenkomsten tussen de seculiere buurtbewoners en moskeegangers op geforceerde wijze te benadrukken – maar de historische duiding van het gebouw van de gebedsruimte zelf is een stuk interessanter. Het gevoel van afstand blijft – het is duidelijk dat Bos niet echt tot de gemeenschap heeft door kunnen dringen – maar de ruimtelijke aanpak geeft veel meer het gevoel dat je toch even fysiek binnen de geloofsruimte bent geweest dan bij de andere twee makers.

Het hoogtepunt van Bos’ bijdrage is een video die hij samen met Khalid maakte, een jongen die hij in Al Choura ontmoette. In een montage waarin ze naast elkaar verschillende kostuums aan- en weer uittrekken reflecteert Bos op de wederzijdse vooroordelen die bij hun ontmoeting een rol speelden, en gaat daarbij de pijnlijkste momenten niet uit de weg. Zo weet hij tegelijkertijd de afstand én de mogelijkheid tot toenadering te verbeelden.

Eerst zien dan geloven is duidelijk onder minder dan ideale omstandigheden tot stand gekomen, maar weet toch op poëtische wijze inzicht te verschaffen in de geloofsgemeenschappen die het in de schijnwerpers zet.

Foto: Rob Godfried