Tijdens NTF Pro organiseerde The Need for Legacy een ochtend over dekolonisatie met lezingen van Reggie Baay en Nan van Houte. Nan van Houte sprak over de lessen die ze trok uit haar eigen praktijk. ‘Je praktijk kan niet inclusiever worden als je niet eerst dekoloniseert.’

‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt,’ zei Cruijff.

Zo gaat het waarschijnlijk ook met het kolonialisme dat nog steeds mijn denken en handelen bepaalt. De witte blik, het Eurocentrische perspectief, de ongemarkeerde norm: je ziet ze pas als je het doorhebt.

Op zoek naar de meest toepasselijk omschrijving van de term ‘dekoloniseren’ stuitte ik vond vooral op Engelstalige bronnen. In Nederland – ook in de academische wereld – is de reflectie op het begrip voor iets meer dan het onafhankelijk worden van de kolonieën – nog beperkt.

Decolonising the art institution usually means reviewing the canon and questioning its ability to include different voices or perspectives (remembering that decolonisation is not the same as diversity)zegt onderzoekster Zofia Cielatkowska in haar artikel Decolonising art criticism, waarin ze deze institutionele inperking van het begrip bekritiseert. (Dekoloniseren van een kunstinstelling betekent meestal herzien van de canon en bekijken in hoeverre de instelling in staat is diverse stemmen en perspectieven te laten meetellen.)

Het ‘evalueren van de canon’ is wat je tegenwoordig ziet gebeuren in de Nederlandse erfgoedsector: collectie, tentoonstellingsbeleid, naambordjes en kunstwerken in de publieke ruimte worden kritisch onderzocht op hun koloniale perspectief. Met de website Vice Versa (inmiddels opgenomen in de Theaterencyclopedie) deden we bij het TIN een onvolmaakte poging om de geschiedschrijving en documentatie aan te vullen met de uitwisselingsgeschiedenis tussen het podiumkunstenveld in de (voormalige) Nederlandse koloniën en Nederland. Te laat. Veel bronnen waren overleden, veel collecties al bij het vuilnis gezet – of ze lagen op zolders te verstoffen terwijl de bewoners te oud waren om de zoldertrap te beklimmen. Toch biedt Vice Versa veel informatie en is het goud voor wie de (neo/post)koloniale invulling van die uitwisseling eens wil analyseren.

Terug naar Zofia’s tweede deel van haar omschrijving: ‘including different voices and perspectives.’ Dat is ongeveer wat ik versta onder het huidige – min of meer verplichte – inclusiebeleid zoals dat onder andere in de Code is vastgelegd. Maar in het citaat dat ik aanhaalde gaat dat vooraf door: bekijken of je daartoe in staat bent.  In Frascati heb ik geleerd dat die vraag cruciaal is. Anders zadel je de mensen die de diverse stemmen en perspectieven inbrengen op met de onmogelijke taak te vechten tegen een bierkaai.

In de serie Lieve Inclusieve, briefwisselingen tussen makers en kunstprofessionals  van kleur in de TheaterMaker en rekto:verso die Neske Beks en ik twee jaar geleden startten –  kwam een grenzeloze vermoeidheid bij de zwarte schrijvers naar boven. Gevolg van alledaags racisme én van de opbloei van de Black Lives Matter beweging. Niet alleen wilden al hun witte vrienden worden bijgepraat, ook hele organisaties vroegen hen opeens om bewust gemaakt te worden van hun ‘white gaze’. Als beloning werden ze vervolgens geconfronteerd met ontkenning, microagressie en verwijt.

 Een volgende definitie vond ik bij de University for the Arts in Londen, die een Decolonizing Arts Institute heeft opgericht:
[Decolonizing is developing] strategies for decentering, resituating and reviewing art works and collections on their colonial, Eurocentric and imperialistic perspective.  

Het draait volgens dit instituut dus om strategieën die het perspectief dat het kunstwerk representeert te onderzoeken. Maar impliciet ook om de vraag wie bepaalt of bepaalde wat kunst is, wat getoond wordt, waar en hoe. Hoe vaak niet is kunst vanuit een ander dan westers perspectief ingedeeld bij ‘amateur’ of ‘folklore’?  Hier komt dus ook de ‘gatekeepers’ vraag aan de orde.

Dat was ook mijn vraag toen ik na zes jaar internationaal werk vanuit Brussel terugkwam en zag hoe weinig er veranderd was in Nederland. Ik zag dat zwarte makers veelal als eenling op een podium hun gevecht met institutioneel racisme stonden vorm te geven, terwijl het Amsterdamse stadsgezelschap nog hagelwit was in tableau, repertoire en ideologie. Ik riep om zwarte gatekeepers. Die worden nu, lijkt het, beetje bij beetje aangesteld. Maar ik zie inmiddels ook daar een beperking (dank aan Ernestine Comvalius die dat duidelijk verwoordde als de vele vergeefse kopjes koffie met witte collega’s): ook gatekeepers van kleur zullen gefrustreerd raken als wit niet bereid is het eigen koloniale, Eurocentrische en imperialistische perspectief te bevragen.

Zo komen we bij wat voor mij het dichtst bij de persoonlijke opdracht komt:
Decolonization refers to the process of deconstructing colonial ideologies of the superiority and privilege of Western thought and approaches. (….. ) decolonization involves dismantling structures that perpetuate the status quo, problematizing dominant discourses, and addressing unbalanced power dynamics.(Memorial University Canada, over de omgang met native/indigenous/inheemse kennis en kunst)

Grote woorden voor een op zich eenvoudig proces: jezelf onderzoeken. Deconstructie van een ideologie, een paradigma of een denkframe waarin je bent opgegroeid betekent wel continu op je hoede zijn: want je bent vanaf je geboorte deel van een koloniaal systeem, de ideologie van witte superioriteit is ons met de paplepel ingegoten evenals – als je tenminste wit bent en kind van west Europese ouders – je privilege dat jij de norm bent en de ander de afwijking.

Frascati was mijn school of hardknocks. Ik heb er alle fouten gemaakt die je kunt maken – van de aanname, dat personeel van kleur ook vanzelfsprekend ‘woke’ is en wil vechten voor inclusiviteit, tot de veronderstelling dat iemand die dat inderdaad wil, de taak op zich kan nemen om je hele organisatie te onderwijzen.
Die fouten heb ik mogen maken, meer dan twintig jaar geleden en ik ben er al die slachtoffers dankbaar voor. Dankzij hen ben ik een vanzelfsprekende kritische volger van het Nederlandse veld geworden. Want: Cruijff zei het al, je ziet het pas etc. Maar wat je eenmaal ziet kun je niet meer niet zien.
Vandaar dat ik nu zie dat zolang de witte Eurocentrische blik op de wereld niet wordt onderzocht door wit zelf, en Gloria Wekkers ‘witte onschuld’ niet wordt erkend, er niks zal veranderen.

Dat brengt me bij de tweede helft van het citaat: Dekolonisatie omvat het ontmantelen van structuren die de status quo voortzetten, het bevragen van het dominante discours en het aanpakken van onevenwichtige machtsdynamieken.
Dekoloniseren is dus eerst en vooral een opdracht aan wit. Een opdracht die we tot op heden vooral bij de nazaten van onze koloniën hebben gestald.
Het is een opdracht die ingrijpender en verstrekkender is dan het inclusiever maken van je praktijk. Ze liggen wel in elkaars verlengde. Ik durf te beweren dat je praktijk niet inclusiever kan worden als je niet eerst dekoloniseert. Anders zul je frustraties blijven kweken.

Openstaan voor andere perspectieven begint dus bij het (h)erkennen van je eigen perspectief.
En vooral: de grenzen van je eigen perspectief.
Nederlanders houden er niet zo van om in de spiegel te kijken.
Zo kunnen we zonder blikken of blozen ons een zelfbeeld aanmeten dat niet helemaal of helemaal niet strookt met de werkelijkheid.
Nederland heeft ook letterlijk geen geheugen. De zwarte bladzijden zijn uit de geschiedenisboeken gescheurd, zodat mythes in stand kunnen worden gehouden.

Laat ik voor mezelf spreken: Mijn bril op de wereld is die van een door haar afkomst en opvoeding geprivilegieerde witte westerling, een typisch kind van de Verlichting.
Ik voel me niet schuldig! Ik voel me wel verantwoordelijk, en ik voel me ook beperkt. Beperkt door een kijk en handelen, die in feite niet veel verschilt van de kijk en het handelen van mijn voorouders die profiteerden van kolonialisme en de slavernij. Ernestine Comvalius schreef in haar brief hoe in haar jeugd de Surinaamse cultuur werd weggesneden uit haar lijf en leven. En een zorgvuldige omgang met wat ervan restte is het laatste wat haar ten deel viel toen ze naar Nederland kwam.
Wat een verspilde rijkdom.

Wat staat ons dus te doen:

  1. We moeten leren. We moeten onze witte onschuld, witte vooroordeel, witte privilege leren herkennen. De beperkingen van onze kijk op de wereld inzien en beseffen hoeveel potentie we laten liggen. Dat allemaal kan door te lezen, te studeren en te gaan luisteren naar mensen met een andere culturele achtergrond dan de onze – zonder van hen te vragen ons te onderwijzen. Gewoon: lezen en luisteren als ze zich uitspreken.
  2. Wij kunnen onze geschiedenis herschrijven en de imprint ervan op het heden erkennen en analyseren. Musea kunnen iets doen aan de herschrijving van de geschiedenis. Het theater kan verder gaan en de pijn, de emoties en de patronen die doorwerken in het heden blootleggen. Er is echt heel veel meer te doen dan voorstellingen maken op basis van Couperus of Douwes Dekker.

Gaan we dan preken voor eigen parochie? Was het maar waar!

 

De serie Lieve Inclusieve krijgt een vervolg met een witte editie; open brieven, waarin kunstprofessionals spreken over wat ze doen en waar ze tegen aan lopen bij het dekoloniseren van hun praktijk.De eerste editie verschijnt in het januarinummer van Theaterkrant Magazine en wordt geschreven door Carly Everaert en Selm Wenselaers.

Lees ook: Reggie Baay: ‘Met dat kolonialisme moeten we ook hier afrekenen’

foto Anna van Kooij