Na drie wisselend succesvolle cabaretsolo’s, nam Yora Rienstra een sabbatical. Haar laatste programma Yora Rienstra drukt haar snor kwam – althans volgens ondergetekende – niet echt uit de verf en miste duidelijke keuzes. Het programma daarvoor, We maken er wat van, was geestig als ze een typetje neerzette, maar inhoudelijk wat dunnetjes. Terwijl er de hele tijd dat gevoel was dat ze zoveel scherper kon.

En nu is er, na de sabbatical, Eerlijk gezegd. Een titel die geen lading dekt. Waarvoor ze de hulp inriep van Wimie Wilhelm, een scherp en kritisch regisseur die een cabaretier vaak dwingt tot zelfonderzoek en keuzes. En, voor zover ik haar een beetje ken, ook tot een antwoord op de hamvragen: ‘waarom sta je op dat podium en wat is de noodzaak van het verhaal dat je vertelt?’

Op de eerste vraag geeft Rienstra in dit programma het antwoord dat ze vanaf haar debuut in 2009, na het winnen van het Amsterdams Kleinkunst Festival, geeft: zij is veelzijdig, zingt goed, speelt prima piano, maakt mooie, soms hilarische liedjes, en heeft een lijf en gezicht waar lekker veel rek in zit. En kan een grappig typetje neerzetten. Yora Rienstra is leuk om naar te kijken.

Maar de kanttekeningen die bij haar vorige twee programma’s werden gemaakt, kun je jammer genoeg ook nu weer maken. Wimie Wilhelm ten spijt. Het begin biedt de verwachting dat het programma zal gaan over haar angsten voor van alles en nog wat. Dat ze altijd een koffertje in de gang heeft staan uit angst dat haar relatie weer mislukt en ze het huis uit moet. Ze vertelt dat ze haar angsten wil overwinnen met hulp van een goede raad dat ze uit een boek van de Dalai Lama zegt te hebben gehaald: ‘doe elke dag iets waar je bang voor bent’. Zijne heiligheid heeft leentjebuur gespeeld bij wijlen Eleanor Roosevelt, de vrouw van. Maar dit terzijde.

Het best komt Rienstra tot haar recht in beschrijvingen van haar huiselijke situatie als lesbische co-moeder van twee niet biologische kinderen van twee verschillende vrouwen. Dat geeft nog wat spanning en aardige, grappige inkijkjes. Een rode draad door het programma is haar verkennend bezoek aan een psychiatrische kliniek om zich te kunnen inleven in een toneelrol. Daarvan maakt ze weinig meer dan wat karikaturen en daarin loopt ze ook te veel over platgetreden paadjes.

Eerlijk gezegd kabbelt meer dan anderhalf uur voort. Keurig binnen de lijntjes, zonder scherpte, met weinig piek en weinig dal, met hier en daar een kleine grap maar nooit een stevige. Er blijft na afloop bitter weinig van hangen. Haar verhalen probeert ze, vaker dan goed is voor een persoonlijk cabaretprogramma, nog wat op te leuken met voorvallen die niet logisch en geloofwaardig zijn. Een chauffeur van een GGZ-busje die haar naar de kliniek brengt, fouilleert geen vrouwen tot in hun bh’s, zonder dat die vrouwen hem een bloedneus meppen en een klacht indienen. Toch? Onder aan een brief met de uitslag van een mammografie staat niet de waarschuwing: ‘resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.’ Natuurlijk, theater is deels illusie, maar dergelijke lolligheden werken ondermijnend.

Talent en vaardigheden zat, liedjes dik in orde, maar een cabaretprogramma heeft een boeiend verhaal nodig, prikkelende inhoud, scherpte en een partij goede grappen. Dat blijkt Rienstra’s achilleshiel.

Foto: Anne van Zantwijk