Het decor dat altijd achteraan op het toneel staat, komt nu naar voren, en speelt de hoofdrol. Benjamin Verdonck en co trekken aan de touwtjes en brengen voorwerpen in bewegingen, laten ze verschijnen, verschuiven en verdwijnen. Zo zijn we dat van Verdonck gewend: hij plaatst liever dingen dan mensen voor het voetlicht.

Dat doet hij in Een grot vol slijm met een rietje nu ook voor jong publiek. Deze keer geen driehoeken en parallellepipedums maar heuse vlakke bergen en vuurtorens van karton en papier-maché. Het is alsof je in een uitvergrote kijkdoos de dingetjes ziet bewegen, en je fantaseert er je eigen verhaal bij.

Benjamin Verdonck en het team zetten letterlijk de metafoor van Bruno Latour in zijn strijd tegen de klimaatverandering op het toneel. Die wetenschapsfilosoof zei dat in het huidige antropoceen de natuur, fauna, flora, de dingen een belangrijke rol spelen in het behoud van de planeet en van de leefbaarheid voor mensen, ‘decors zijn op het toneel geklommen om mee te spelen’.

In Een grot vol slijm en een rietje zijn het alleen decorstukken die een rol hebben, de mens is helemaal in de coulissen verdwenen en als hij of zij al even te zien is, is het iemand die zich in het zwart gehuld heeft in de hoop of veronderstelling onzichtbaar te zijn. Dit is een pure theater der dingen-voorstelling.

De Maan uit Mechelen is het oudste poppentheater van Vlaanderen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog richtte Jozef Contryn het gezelschap op. Eerst heette het Hopla, daarna Mechels Stadpoppentheater. Het was een familiebedrijfje. Na Jozef waren het Louis Contryn en zijn vrouw die stukken schreven, de poppen en het decor maakten en veel speelden. Zoon Paul gleed als vanzelf mee in het poppenspel, en groeide uit tot een bijzonder ontwerper van poppen en allerlei figuren.

Sinds 1995 heet het gezelschap De Maan, maar Paul Contryn heeft niet de leiding overgenomen. Hij is wel nog steeds de vaste vormgever en poppenmaker, speler, scenograaf en regisseur. Ondertussen zijn er al wat wisselingen aan de top van het gezelschap geweest. Nu vormt een trio acteurs en vormgevers de artistieke leiding. Zij trekken artiesten uit andere disciplines aan om met hen de spannende ontmoeting tussen oude en nieuwe technieken te onderzoeken.

Met Benjamin Verdonck en lichtkunstenaar Lucas Van Haesbroeck zijn ze daar wondermooi in geslaagd. Deze twee artiesten snuffelden samen met Paul Contryn rond in de grote verzameling decorstukken uit de lange geschiedenis van het poppentheater. Ze zochten decors uit, vooral uit de jaren vijftig en zestig heb ik de indruk, ze fantaseerden erop los, zagen al in hun hoofd hoe de objecten in een lichtspel – ook letterlijk – verzeild konden raken. Ze zorgden dat dat alles op een podium kon gebeuren, zichtbaar voor een publiek dat dan zelf verder kon fantaseren.

Het publiek ziet eerst een ouderwets lantaarnlampje boven het podium hangen, met flakkerend licht. Het licht dooft en daarna worden langzaam bewegende zeilen zichtbaar. Het zijn als het ware toverlantaarnprojecties die we nu in het echt kunnen bewonderen. We kijken steeds opnieuw verrast en verwonderd naar de oude decorstukken die nu op het voorplan verschijnen en bewegen, en met oude technieken, met onzichtbare touwen en katrollen in beweging komen: schurend en krassend. De oude techniek werkt nog!

De geluiden van oude machientjes wordt organisch verwerkt in de soundscape die Jochem Baelus maakte met zelfgebouwde en mechanische instrumenten. Het is een sfeervolle stuwende mengeling van rammelklanken, Oosters klinkende melodietjes, en tingeltangelgeluiden die het spel van oude puppetmasters met wajangpoppen en draken begeleidden.

We zien onder meer schuivende vuurtorens, kleine en grote bergen, de ene keer zwart, dan weer donkergroen of grijs, steenblokken, muurtjes, huissilhouetten, vervallen ruïnes, pilaarstukken, een gammele schommelstoel, allerlei vlakke watervogels en een heuse pauw die mechanisch zijn staart ontplooit en krassend een verhaal wil vertellen. Onverstaanbaar, dat moet het publiek maar zelf invullen. Een klomp grijs ziet eruit als een rots. Daaronder kruipt een gouden slinger. ‘Een slang? Nee, een hagedis’, roept een kind achter mij. Mijn kleinzoon reageert als een kartonnen uitgesneden cocktail van watermeloen en ananas met een rietje voorbijglijdt. ‘Oh, dat is het rietje uit de titel.’ Nu het slijm nog ontdekken.

Zonnen en manen glijden voorbij, wassen, vermenigvuldigen zich en vormen gezichten, grote doeken waaieren uit tot heuvels, en golven het podium af. Het spel in de belichting vervormt de objecten, laat een blozende appel beschimmelen. De vuurtoren en de rots glijden als schurende schaduwbeelden in een grot. Nu schuiven geen kano en man zoals in Melopee van Paul van Ostaijen naar de zee, maar wel de maan zelf, soms heel gedwee, altijd heel speels.

Foto: Diego Franssen