Een felle, kleine lichtbundel tast het witte laken af. In het pikkedonker zien we het straaltje licht lijnen maken, vierkanten tekenen, cirkels draaien. Totdat plots, pats, vanuit het niets de geschminkte kop van Jack Wouterse op het doek verschijnt. Een slordige, wilde clownskop is het, luid bulderend van de lach. Dat bulderen is niet gezellig uitbundig, het heeft iets angstaanjagends. Dat komt door dat woeste, beschilderde hoofd maar ook in het schateren zelf zit een soort craquelé. Hier schuurt iets.

Hoe het nu met hem gaat, vraagt hij zichzelf. Het antwoord verbaast ons niet. ‘Kut!’ Vroeger, ja, vroeger, toen hij nog jong was, toen ging alles nog vanzelf. Hij heeft een mooie carrière achter de rug. Circus, toneel, film, hij heeft het allemaal gedaan. Goed geld verdiend ook. ‘Maar ja, allemaal in mijn neus gestopt.’

Even denk je dat Wouterse via deze wilde, bebaarde clownsfiguur zijn eigen leven onder de loep gaat nemen. Hij is immers altijd zeer openhartig geweest over zijn jarenlange cocaïneverslaving. Maar De laatste is geen autobiografische voorstelling, wel een aangrijpend portret van de 67-jarige Jacob, een man die nog eenmaal van zich wil laten horen. Op zijn zolderkamertje probeert hij op een charmante houtje-touwtje manier een film te maken. Over zijn leven, over de mensen die hij heeft gekend, over de liefde voor zijn hond Alibaba.

Maar de film moet in de eerste plaats een in memoriam worden voor zijn door een tragisch ongeval om het leven gekomen vrouw Laura. In Spanje, waar ze naar toe waren verhuisd om van hun oude dag te genieten. Alsof ze voorvoelde dat haar leven eerder zou eindigen dan het zijne heeft ze een to do-lijst gemaakt, om te voorkomen dat hij in een diep, zwart gat zou vallen. Wandelen moet ie, en dansen en zingen. Maar ook schilderen (‘en ik weet dat je dat helemaal niet kan’) en een nieuwe vriendin nemen.

Jacob doet het allemaal. In een reeks heerlijke anekdotes schetst Wouterse hoe met vallen en opstaan Jacob zijn leven weer een beetje op de rails krijgt. Gemakkelijk is dat zeker niet. Jacob is bang. Niet voor niets horen we Lilac Wine. Listen to me, why is everything so hazy/isn’t that she, or am I just going crazy.

Hoewel hij amper met verf en penseel overweg kan, schildert hij alsof zijn leven ervan afhangt. ‘En dat doet het ook.’ Als Jacob de lakens, die overal overheen gedrapeerd zijn, weghaalt blijkt zijn zolderkamer volgestouwd te zijn met schilderijen.

Van de verfilming van zijn leven is ondertussen nauwelijks sprake, hoe hij ook met de camera in de weer is. Het is meer alsof hij hardop het scenario ervan aan het samenstellen is. Welk gedeelte daarvan fictie is en welk gedeelte waarheid, daarnaar blijft het gissen. De buurman die zich ontpopt als uilenman, zijn flirt met Rosita, het citeren uit King Lear; zijn fantasie zou zo maar een loopje met hem kunnen nemen.

De manier waarop hij het schetst is in ieder geval zeer filmisch. Zijn Spaanse onderkomen als een kruising tussen een artistiek openluchtatelier en een illegale stort: je ziet het zo voor je.

Het verhaal krijgt een onverwachte wending na een ontmoeting met zijn dochter. Dan worden we plots uit Spanje weggerukt en buitelen de nieuwe verhalen over elkaar heen.

Of die film er ooit is gekomen, we zullen het niet weten. Dat de hobbelige weg ernaartoe er een was langs steile afgronden en met gevaarlijke kronkels, dat is zeker. Aan de hand van Jack Wouterse was dat traject een meeslepend avontuur. Met De laatste heeft hij een prachtig standbeeld opgericht voor een man in de nadagen van zijn leven.

Foto: Hans Anderson