Tijdens NTF Pro organiseerde The Need for Legacy een ochtend over dekolonisatie met lezingen van Reggie Baay en Nan van Houte. Schrijver en journalist Reggie Baay sprak over de verantwoordelijkheid van de kunsten in het proces van dekolonisatie. ‘Een betere wereld ontstaat door kennis van de geschiedenis.’

The importance of being decolonised

Tja, om maar direct met de deur in huis te vallen: een van de historische reflexen die hoognodig ontmanteld moeten worden is dat dekoloniseren een proces zou zijn dat uitsluitend de vroegere gekoloniseerde landen aangaat. Want het is triest om te moeten constateren dat, terwijl in de tweede helft van de vorige eeuw de meeste voormalige koloniën  – soms overigens pas na een zeer bloedige strijd – hun onafhankelijkheid verwierven en verder vorm gaven aan hun dekolonisatie, dat proces in de voormalige koloniserende landen veelal nu pas, meer dan een halve eeuw later, en vaak ook nog uiterst moeizaam, op gang komt. Maar laat er toch geen misverstand over bestaan: met dat kolonialisme, waarmee met het proces van dekoloniseren afscheid wordt genomen, moeten we ook hier, in een voormalig koloniserend land, afrekenen. Want dat kolonialisme werkt tot op de dag van vandaag in negatieve zin door in onze samenleving. En ja, óók in onze kunsten!

Uit het kolonialisme sprak en spreekt een bepaald mens- en wereldbeeld. Een van superioriteit van de witte boven de gekleurde mens en van superioriteit van de ‘ontwikkelde’ Westerse landen over de ‘rest van de wereld’. Dit superioriteitsdenken zien we vandaag de dag op vele fronten terug. In bijvoorbeeld hedendaags racisme en discriminatie, maar bijvoorbeeld ook in onze hedendaagse opvattingen over kunst en kunstvormen. Iets waarvan men gelukkig in onze museumwereld de laatste tijd steeds meer en meer doordrongen raakt: het uit het kolonialisme voortvloeiende superioriteitsdenken heeft onze hedendaagse wijze van kijken naar kunst, onze wijze van ‘verzamelen’, onze wijze van benoemen en beschrijven en niet in de laatste plaats onze wijze van waarderen niet alleen beïnvloed maar zelfs veelal bepaald. Het heeft gezorgd voor een veelal éénstemmig perspectief: dat van de superieur Westerse dat al eeuwenlang als maat- en richtinggevend wordt geacht en waarbij het niet-Westerse al snel met veel dedain werd opgesloten in het ‘hok’ van de ‘exotische folklore’. Een hok waaruit het vervolgens ook niet meer is ‘losgelaten’.

Het wordt dus hoog tijd dat we hier op vele fronten dekoloniseren. Ook waar het de podiumkunsten en de theatergeschiedenis betreft. Dat we onze opvattingen erover tegen het licht houden en ruimte bieden aan meerdere, uiteenlopende perspectieven. Dat we een meerstemmigheid omarmen die een andere dan het eenstemmige Westerse perspectief mogelijk maakt. Dat impliceert een open en kritische houding op de eigen theatergeschiedenis, maar als uitvoerenden ook op vorm en inhoud van het werk en niet in de laatste plaats op de eigen blinde vlekken. Óók omdat de samenleving waar wij met z’n allen deel van uitmaken immers geen uniforme Westerse samenleving is – als dat uberhaupt al ooit het geval is geweest – maar een meerstemmige, multiraciale en multiculturele en dient kunst, ook de podiumkunsten, niet te weerspiegelen wie wij zijn?

Maar voor dit alles moeten we al een fase verder zijn; dekoloniseren, ruimte bieden aan die meerstemmigheid, veronderstelt immers de aanwezigheid van een historisch (koloniaal) bewustzijn. En daarmee stuiten we in ons land al direct op een enorm probleem. Voor het gemak beperk ik me even tot de kennis van ‘ons’ koloniale verleden in het land waar ik geworteld ben: Indonesië. Het beeld dat hier bijvoorbeeld lange tijd bestond en bij velen nog steeds bestaat van de kolonisatie van Indonesië, het vroegere Nederlands-Indië, is dat van een kolonie bevolkt door vriendelijke, dienstwillige Indonesiërs die in grote harmonie leefden met de Nederlandse kolonisator en waar geen spanningen heersten. Laat staan dat er zich tijdens die kolonisatie gruwelijkheden zouden hebben voorgedaan.

Gaat u uw eigen schoolkennis maar na: wat wij en onze kinderen op school leren over de Nederlandse aanwezigheid in het huidige Indonesië is het succesverhaal van de VOC, het verhaal van de specerijen die daar door intelligent te onderhandelen met de lokale bevolking werden verkregen en enorme winsten opleverden (dankzij die geweldige VOC-handelsgeest zou een premier van dit land ooit vol trots opmerken); dat Jan Pietersz. Coen zo’n goede en voortvarende gouverneur-generaal was geweest; dat de plantages op Java en Sumatra ervoor zorgden dat nogal wat Nederlandse kolonialen steenrijk konden terugkeren naar hun geboorteland; en dat Nederland de Indonesiërs aan het einde van de jaren veertig van de vorige eeuw de onafhankelijkheid ‘verleende’. Dat klinkt allemaal nogal onschuldig. Bijna als een koloniaal sprookje.

Maar dit is natuurlijk een gecreëerd beeld; gecreëerd door een vroegere kolonisator die zijn eigen koloniale geschiedenis heeft geschreven! Vergelijkbaar met zo’n eenzijdige, treurigstemmende contactadvertentie waarin iemand zichzelf aanprijst. Een wat banale vergelijking, dat geef ik toe, maar in essentie komt het hier wel op neer. Geen wonder dus dat het historisch koloniaal bewustzijn niet alleen in ons land, maar in vrijwel elk voormalig koloniserend land uiterst gering is, eenzijdig, of zelfs geheel ontbreekt.

Want laat er toch geen misverstand over bestaan: de geschiedenis van de koloniale mogendheden in de vroegere koloniën was ook en vooral een continue geschiedenis van brute onderdrukking, van uitbuiting en bedrog, van meedogenloos geweld en van onvervalste moord- en slachtpartijen.

Het kolonialisme had en heeft een enorme impact op samenlevingen die werden gekoloniseerd; niet alleen sociaal, politiek en economisch, maar ook cultureel. Het gebeurde immers dat oorspronkelijke culturen werden aangetast, beïnvloed of zelfs helemaal werden verboden. En ja, in tegenstelling tot het geconstrueerde bijna idyllische beeld van de harmonieuze koloniale overheersing in de geschiedenisboekjes: er heerste een vrijwel permanente staat van brute onderdrukking en geweld.

Wat ik vooral wil zeggen is, willen we écht ruimte bieden aan die meerstemmigheid en willen we écht dekoloniseren, dan moeten we in dit land ook en vooral onze werkelijke koloniale geschiedenis  kennen. Dan ook worden immers de mechanismen zichtbaar die daaruit voortvloeien en die nog steeds werkzaam zijn. Niet alleen in de samenleving, maar óók in de kunst.

En zouden de podiumkunsten hierin geen taak hebben? In dit zo belangrijke proces van historisch koloniaal bewustzijn? Ik heb als schrijver alleen het woord. Maar jullie, toneelschrijvers, theatermakers en docenten, jullie beschikken over de kracht van het woord én het beeld! En vergis je niet: de koloniale geschiedenis is bijna een mer a boire, een fantastische bron vol van schitterende intriges en van boeiende en tragische antagonisten en protagonisten. Ik noem een Tula, een Susanna du Plessis, een Soerapati, een Tjoet Nja Din, een Thomas Matulessy, een Soetan Shahrir, om nog maar te zwijgen van een Soekarno.

Maar dan is er nog een ander obstakel te overwinnen. Ik doel hier op het bijna Pavloviaans mechanisme van de belastende erfzonde van de geschiedenis: ‘omdat mijn (witte) voorouders schuldig waren, ben ik nu dus ook schuldig! Dit is  – merk ik in de praktijk – een hardnekkig fenomeen, dat direct tot weerstand leidt. Enorm veel weerstand. Of op z’n minst tot allerlei ‘jij-bakken’; van het kaliber: ‘Ja, maar ze deden het zelf ook’, of  ‘Het waren zelf ook geen heilige boontjes’.  Het is een fenomeen dat niet alleen improductief is, maar zelfs verlammend werkt. Op alle partijen.

Een betere wereld ontstaat door kennis van de geschiedenis. In dit geval van de koloniale geschiedenis. Niet door direct terug te schieten in een reflex die stoelt op schuldgevoel. En wat is er op tegen, of anders gezegd, wat is er moeilijk aan om te erkennen dát er sprake was van racisme, van discriminatie, van onderdrukking, uitbuiting en geweld, zonder dat we ons daar persoonlijk schuldig aan voelen? Of het nu gaat om slavernij, roofkunst of oorlogsmisdaden tijdens de onafhankelijkheidsoorlog; het is toch immers volstrekt onlogisch en onjuist om je verantwoordelijk te voelen voor de daden van een voorvader? Daden waaraan je zelf geen enkel aandeel hebt gehad en had kunnen hebben? Schuld impliceert dat je zelf hebt gehandeld; dat je op een bepaald moment voor een keuze hebt gestaan en dat je die keuze vervolgens hebt gemaakt. Daar is hier geen enkele sprake van.

Wij hebben vandaag de dag dus geen enkele schuld aan de keuzes en daden van onze voorouders, maar we hebben nu, vandaag de dag, in dit verband echter wel een verplichting. De verplichting namelijk om die kennis van de geschiedenis tot ons te nemen en te verspreiden. Om ons collectief bewust te worden van het feit dat dát nooit meer mag gebeuren, maar vooral ook om ons bewust te worden van de gevolgen van die geschiedenis en hoe die gevolgen nog steeds doorwerken in onze huidige maatschappij; in onze relaties met elkaar, in onze kunst, en ja, óók in onze podiumkunsten. Hiervoor zijn wij vandaag de dag wél ten volle verantwoordelijk en voor de keuze die we in dit verband maken kunnen we achteraf wél schuldig worden bevonden. En vergeet niet: dit is een proces van kennis verzamelen, naar elkaar luisteren, met elkaar praten, onderzoek doen en ‘vertalen’, waarbij ‘fouten’ maken mag en uit de bocht vliegen ook, als we maar de moed tonen om dit proces aan te gaan.

Dus bevlogen podiumkunstenaars, beste onderwijsgevenden en alle andere betrokkenen bij de podiumkunsten in dit land, u wacht een schone en uiterst belangrijke taak. En daarna wacht ons ook een mooiere en betere wereld!

Lees ook: Nan van Houte: ‘Dekoloniseren is eerst en vooral een opdracht aan wit’

foto Anna van Kooij