Tijdens het herdenkingsprogramma Requiem voor Tomaat gisteren in Internationaal Theater Amsterdam hield dramaturg Nan van Houte een toespraak over de staat van het theater van nu. Ze sloot daarbij aan op een re-enactment van een discussie die het theaterveld op 1 november 1969 voerde.

Wat zou Nederland zijn zonder haar mythes?

Dat was een echte theaterliefhebster die haargezelschap kwam verdedigen! Dat is toch mooi! Natuurlijk waren ze er ook: die Amsterdammers die van de Nederlandse Comedie hielden.

Kwamen een paar toneelschoolleerlingen hun feestje verstoren. Als ze daar al iets van gemerkt hadden, tenminste. Want dat die tomaten in de rondte vlogen tijdens die beruchte voorstelling van De Storm op 9 oktober, dat is natuurlijk een mythe. Een paar plofjes aan de zijkant van het toneel tijdens het applaus … dat was alles, als ik de ooggetuigen mag geloven.

Maar: wat is Nederland zonder mythes?

Een vingertje in de dijk, onze Gouden Eeuw, allemaal goed in de oorlog en niemand een racist. Een voorloper en o, zo open! Daar kunnen een paar tomaten die een revolutie veroorzaken nog wel bij. Hier had Loek Zonneveld natuurlijk moeten staan. Hij beleefde zijn coming out als theaterliefhebber bij een voorstelling van de Nederlandse Comedie. En omarmde zowel zijn oude liefde als alle vernieuwing van voor en na de Aktie. Tot zijn dood.
We missen Loek.

En nu sta ik hier. En ik was er niet eens bij.
Niet ervoor, niet tijdens, maar pas vele jaren later – toen ik – dat weer wel – er op afstudeerde. En ik ben een vrouw. Dus ga ik hier een paar vrouwen op het schild hijsen. Want er zijn ook van die mensen die nooit de mythische proporties krijgen die ze verdienen. En meestal zijn die mensen van een bepaald geslacht.

Eerst jij Lien: jij kocht die rijpe tomaten en warmde ze wat voor tijdens de voorstelling zodat ze lekker zouden ploffen. En, al wist je misschien niet wat een herrie je ermee zou ontketenen, het was een moedige daad. Dank daarvoor.

En die andere? Bij haar komen we zo.

Eerst maar eens even de mythe ontmaskeren. Dat is per slot van rekening onze stiel.
Lien en Ernst ontketenden wel wat maar dat we aan hen of aan Paul of aan Gerard of  Harry te danken hebben dat de toneelvernieuwing in Nederland van start en het toneelbestel op de schop ging – dat gaat wat ver. Het was oktober ‘69. Provo had al jaren eerder de stad op stelten gezet. In mei was het Maagdenhuis bezet in – een wat vertraagde – navolging van de Parijse ‘soixant-huitards’, en in juni hadden beeldend kunstenaars de Nachtwachtzaal gekraakt, terwijl mensen als Peter Schat en Louis Andriessen hun eigen acties zaten te beramen.

Een hele generatie stond op tegen de Instituties van hun ouders.

Want die zaten vast, ook in het Nederlandse toneel.
De bazen van de zeven grote gezelschappen zagen hun publieksaantallen in vijftien jaar dramatisch kelderen en hun publiek vergrijzen. En – net als in iedere theatercrisis –  gaven ze de schuld aan te zware subsidie-eisen (let wel: dat waren toen ook wel 480 voorstellingen per jaar door heel het land) en de versnippering van talent (let wel: een groei van van drie naar wel elf gezelschappen!). Dus werden aan alle kanten plannen gesmeed voor een nieuw bestel. Ieder voor zich natuurlijk – jong en oud, rijp en groen… De toekomst van het toneel van de Nederlandse Vereniging van Toneelkunstenaars, De urgentieverklaring van de jonkies Korthals Altes, Bank en Croiset, het Witboek voor de VNT van Paul Beugels en de vergaande plannen van Binnerts en van Kees van Iersel. Maar de grote drie in de Randstad trokken de grootste broek aan, met Guus Oster aan de leiding.

En dat terwijl juist zijn gezelschap met een echte artistieke crisis kampte.

Ooit het meest vooruitstrevende gezelschap, was vastgedraaid en het meest behoudende van al geworden, met minimale ruimte voor de jonge generatie en  geen vlak vloertje voor het werk van nieuwe toneelschrijvers die om een intieme zaal vroegen. In Den Haag en Rotterdam hadden ze dat beter geregeld.

Han Bentz van den Berg –  toch zelf ook groot geworden dankzij een vadermoord – zuchtte onder de speelverplichting. Hij wilde best het stokje doorgeven. Maar Guus hield hem tegen. Diezelfde Oster die tot die dag van 9 oktober de suppoosten opdracht gaf iedereen zonder colbert of gepast toilet de toegang tot deze schouwburg te ontzeggen. Alsof Amsterdam na Provo, en John en Yoko’s bed-in niet allang tot de hipste stad van Europa was gekroond.

Da’s vragen om tomaten. Waar Guus nog hartelijk om kon lachen. Toen de tomaten rookbommen werden, en toen Bentz op 22 november (drie weken na die 1 november discussie) middenin zijn monoloog uit Toller vanuit de zaal ter verantwoording werd geroepen door radencommunist Gerard van den Berg – ja, toen werd het pas echt menens.  Dat je daar een trauma aan overhoudt – dat snap ik wel. De Nederlandse Comedie zou anderhalf jaar later glansloos ten ondergaan en deze vloer verloor één van haar beste acteurs.
Maar begon daarmee de toneelvernieuwing?

Toneelvernieuwing was er natuurlijk al lang voor Tomaat.

Want er werden spannende stukken geschreven die voetlicht, lijst en trekken overbodig maakten en vroegen om intimiteit. Dus werden overal in het land zoldertjes en kelders omgebouwd: Hypokriterion, La Gaieté, Le Canard, het Sigmacentrum in Amsterdam; Het Paradijs en HOT in den Haag; Piccolo in Rotterdam; Theater aan de Rijn in Arnhem. En er waren kunstenaars die verder keken dan de schouwburgen in Nederland, in Duitsland bijvoorbeeld, Polen en New York. En voor wie het repertoire niet langer heilig was: Kees van Iersel die de absurdisten regisseerde in het zaaltje boven Tuschinski, later in de door Wim Vesseur verbouwde Brakke Grond. Adri Boon met zijn Haagse Studio Scarabee, een bonte verzameling beeldend kunstenaars, (hijzelf, Woody van Amen) schrijvers (Lucebert) en musici die theater gingen maken (al noemden ze dat nog niet zo). Poppetgom en Fata Banana, zo pop-art als maar zijn kan.

Annemarie Prins, die met Teater Terzijde multimediale aanklachten ensceneerde tegen de oorlog in Vietnam en de dictatuur in Spanje, zoals Een zaak Lorca is ons niet bekend (uit 1966) met onder anderen Matthijs van Heijningen en Willem Nijholt in de hoofdrol. En natuurlijk dat zoontje van een textielfabrikant, die zijn boerderij in Loenersloot opende voor de internationale avant-garde, onze Ritsaert ten Cate.
Géén van die vernieuwers nam deel aan Aktie Tomaat.

Eén van hen stond op het ’moment surprême’ bijna naakt op het toneel; en claimde later te zijn geraakt door een tomaat. Dus toch? Of is ook dat een mythe?

En daar komt ze dan eindelijk, de vrouw die een mythe verdient.

Want, of we nu willen of niet:  uiteindelijk zijn het toch de voorwaardenscheppers, de beleidsmakers die revoluties kunnen maken en breken.
Toen in de halve finale van de Slimste mens deze zomer geen van de kandidaten – waaronder ook wat collegakunstenaars – enig idee had wie zij was wist ik dat daar verandering in moest komen.

Marga Klompé! Neerlands eerste vrouwelijke minister.

Wat danken we NIET aan haar?

  • Tussen allemaal mannen in het grijs smeedde zij de voorloper van de Europese Unie.
  • Als minister van Sociale zaken gaf zij ons De bijstandswet, die ons, de eerste generatie van na Tomaat in de jaren ’70 en ’80 in staat stelde het vlakke vloer theater op poten te zetten met behoud van uitkering.
  • Wij kwamen nog niet in aanmerking voor een plek in haar nieuwe theaterbestel, maar al mijn leermeesters wel: die nieuwe groepen die als collectieven gingen werken in gekraakte of uitgewoonde panden: Onafhankelijk Toneel van Jan Joris Lamers, Werkteater, Dogtroep en ook die groepen die toneel ‘voor de arbeiders’ maakten kregen een plek – Proloog, De Nieuwe Komedie.

Tien miljoen stelde ze ter beschikking, zonder stringente eisen: als het maar vernieuwend was. Onderzoek was toegestaan – nee: was een vereiste. Net als engagement.

Marga. Al was ze in de zestig en streng Katholiek, zij was een kind van haar tijd. Met naast haar Jan Kassies – directeur van de toneelschool en vicevooztter van de Raad voor de Kunst, die haar met plezier van advies diende. Zij had de macht , zij luisterde en zij durfde: Nadat Reve zijn ezelsproces had gewonnen gaf Marga hem een staatsprijs en een complimentje voor zijn optreden in het proces, Hoepla was op tv en Marga weerstond de boze SGP-ers  in de Tweede Kamer. En er waren kunstenaarsacties,  en dus kwam Marga met een nieuw bestel. Waar ze waarschijnlijk al lang aan sleutelde voor die tomaten vielen.

Want al in 1965  was de kunstsubsidie van het Ministerie van OKW – Onderwijs, Kunst en Wetenschap – verhuisd naar het Ministerie van CRM – Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Niet langer stond Kunst fier tussen Onderwijs en Wetenschap. Er was Cultuur, en die Cultuur werd beschouwd als (ik citeer)  een ‘proeftuin voor de samenleving’, als instrument voor een ‘maatschappelijke hervorming’ waar iedereen van diende te profiteren.
Kunst als proeftuin voor de samenleving! Een instrument voor maatschappelijke hervorming!

Misschien wilden de actievoerders uit ‘69 iets dat later, toen het vertaald werd in kunstbeleid, ‘maatschappelijk engagement’ en ‘artistieke vernieuwing’ is gaan heten, maar de rookbommen werpende radencommunisten, de drammerige dramaturgiestudenten en die twee toneelschoolleerlingen met hun zakje tomaten hadden natuurlijk ook elk hun eigen agenda. Kunstenaars die de wereldrevolutie moesten ondersteunen, subsidies voor artistiek experiment en subsidies voor aktueel politiek theater; maar toch ook betaald werk voor de eerste lichting regiestudenten, de eerste lichting dramaturgen, die niet terecht konden of wilden bij die handvol gesubsidieerde gezelschappen van dat moment.

Eén ding hadden ze gemeen: de overtuiging dat het toneel een speeltje was van de bourgeoisie en dat het meer van en voor het volk zou moeten zijn. En dat strookte dus wonderwel met de gedachten op het Ministerie.

En dan nu naar nu:

Sinds Marga’s nieuwe bestel heeft Nederland tientallen jaren kunnen bogen op het meest flexibele stelsel in Europa. Iedereen was jaloers op die ruimte voor kleinschalig, voor experiment, voor jonge makers. Op ons Mickery dat de internationale avantgarde een gateway to Europe bood. Op projectsubsidies, subsidie voor onderzoek, een Theaterinstituut dat over de grenzen  tot voorbeeld diende. Tot die snotneus, die geboren werd in het jaar van Tomaat, de bijl zette in al dat moois en de internationale roem van het Nederlandse bestel in één klap teniet deed, onze collega’s in het buitenland in verbijstering achterlatend.

Kunst heette opnieuw een speeltje van de elite te zijn (in Liens tijd heette dat nog de bourgeoisie) en de theaterkunstenaars waren profiteurs die leven op de zak van de belastingbetaler (die vroeger nog gewoon ‘het volk’ heette). Deze keer kwam die tekst alleen niet van een nieuwe generatie kunstenaars die op de deuren van instituties beukte. Nu ging het over het werk van alle kunstenaars. En zijn het onze politici die we dat over ons laten zeggen. Politici die helemaal niet in zijn voor een proeftuin van de samenleving of maatschappelijke hervorming. Integendeel, die gewoon tegen subsidie zijn. Geef het volk wat het wil en het betaalt er zelf voor, zoiets.

En dat volk? Dat steunde ons helemaal niet toen we met z’n allen naar het Malieveld opstootten in onze ‘Mars der beschaving’.

Want misschien waren we wel hopeloos gefaald in onze opdracht een proeftuin te worden en een instrument van  verandering. Waarschijnlijk was dat ook wel wat veel gevraagd van de kunsten. Maar: waren we in de afgelopen decennia niet zo in ons spel opgegaan dat we blind waren voor het feit dat die samenleving onder onze ogen er echt wat anders uit was gaan zien? Dat die maatschappelijke verandering meer dan ooit nodig was, maar dat je daarvoor wel naar meer moest kijken dan naar je eigen huis, tuin en keukentje. Zeker als je wiegje al generaties lang op onze drassige bodem stond. Want dat volk, dat had inmiddels een ander gezicht gekregen dan dat kluitje protesterende kunstenaars in Den Haag.

Vandaag staan we op de drempel van een bestel dat de instituties weer steviger in het zadel gaat hijsen en de flexibiliteit en al die kleinschaligheid verder terug gaat snoeien. En het is ijzig stil aan de kant van de jongens – ja, vrijwel allemaal jongens – die groot groeiden dankzij de flexibiliteit in de kleine zalen en die nu de scepter mogen zwaaien in de instituties. We horen niet dat ze kleinschaligheid verdedigen of plaats willen maken voor een collega van kleur.

Tijd voor tomaten? Laten we het Marga vragen.

Marga, wat is er van jouw droom terecht gekomen?

Ik denk dat ze zegt dat ze trots is op wat er zich na haar dood op de podia heeft afgespeeld onder toeziend oog van haar opvolgers, die het bestel naar eigen goeddunken een nieuwe invulling gaven maar de fijnmazigheid niet wezenlijk hebben aangetast. Tot voor kort.
En er zijn er drie die ze graag nog eens zou ontmoeten: Halbe, Rick en Ingrid.  De eerste om hem een draai om zijn oren te geven, de tweede om hem te vragen waarom hij niet wat doortastender is geweest en Ingrid om haar aan te raden te gaan kijken in de kleine zalen, aan de randen van de stad en in de marge van het bestel. Want opnieuw is het daar dat de makers huizen die echt nieuwe perspectieven bieden. Waarmee ze, als vanzelf, die andere stad bereiken.

Dat Ingrid anno 2019 aan een wit veld komt vragen om eindelijk eens inclusief te worden, dat vindt Marga een gotspe! En zij weet als geen ander dat zo’n verzoek aan instituties geen zoden aan de dijk zet. Dat had Rick twintig jaar geleden ook al eens geprobeerd.

Zou het niet mooi zijn als we over vijftig jaar weer een requiem konden organiseren voor een paar tomaten die een Minister ervan had overtuigd dat alles anders moest? Dat er weer ruimte was gekomen voor onderzoek, voor maatschappelijk engagement, en voor een weerslag van onze pluriforme steden in de leiding, op toneel en in de zaal. Zou het niet goed zijn als in deze zaal weer eens een echte discussie werd gevoerd over wat de opdracht is aan het theater van nu. Tussen de instituties van nu en de makers van de toekomst?

Dus: warm je tomaten, kunstenaars en programmeurs van kleur, vrouwen, activisten van het theater, gemarginaliseerd talent!

We hebben nood aan jullie reflectie op die godvergeten onwaarschijnlijk complexe wereld van nu – en zorg ervoor, net als die jongens en meisjes van Aktie Tomaat, dat het onder jullie eigen condities gebeurt, en niet als randprogramma in de witte kerk. Sta op van je stoelen poortwachters, toneelleiders, programmeurs, maak plaats en draag zorg voor de vernieuwing die nu verkleuring gaat heten. Pluriform op alle niveau’s.
Ik weet het zeker:  Marga zou blij zijn met jullie!

Foto: Anna van Kooij