In The courage to be disliked laat Willem de Wolf een vrouw, N, aan het woord. N is rijk en woont in New York.

Ze heeft drie bankrekeningen. Op een ervan staat meer dan negen miljoen. De bedragen van de twee andere kent ze niet eens uit het hoofd. Daarnaast heeft ze participaties in twee olievelden en in een rederij, belangen in een supermarktketen, en aandelen en obligaties die ze kreeg toen ze achttien werd en inmiddels verzilverde (‘het was te veel om mee bezig te zijn’). Ze heeft nooit een dag gewerkt. Net zomin als haar vriendin Hannah, even rijk (of rijker of wat minder rijk, wat doet het ertoe), met wie ze iedere donderdag in restaurant ‘The Blue White’ samen zit om observaties uit te wisselen. Want dat is zowat het enige dat deze rijke vrouwen doen: de buitenwereld observeren vanuit hun geprivilegieerde positie.

Waarom iemand als N de kans geven om te zeggen wat ze over de wereld denkt? Heeft ze daarover wel iets zinnigs te vertellen? Waarom naar de rijken luisteren? Waarom hen een platform geven? Zijn de rijken niet permanent aan het woord? 24/7? In de geldstromen die zich rusteloos over de continenten bewegen of in de kapitalen die in de schaduw van de banken liggen te rijpen? Is het niet hun lingua franca – de taal van het geld – die de wereld zijn huidige vorm heeft gegeven en in zijn krachtige greep houdt? Meer nog: gaat het er in de kunst niet precies om de andere kant te laten spreken en de tegenstem te laten horen? De stem van degene die buiten het systeem valt? Van degene die lijdt onder de status quo? Want is dat niet de ultieme opdracht van de eigentijdse kunst: een plek zijn waar het stemloze een stem krijgt?

Het is op z’n minst moedig van Willem De Wolf dat hij die heilige opdracht een toneelstuk lang bewust naast zich heeft neergelegd en zijn pen heeft geleend aan de rijken. Al was het maar om zijn eigen positie scherper te krijgen. Als schrijver dropt De Wolf zichzelf behoorlijk ver achter de vijandelijke linies. In een perverse omkering maakt hij van N de buitenstaander, de stem die niet gehoord wordt. Maar dan stelt zich meteen een andere meer technische vraag: als je de rijken dan toch zo nodig aan het woord wil laten, hoe doe je dat dan zonder er een karikatuur van te maken? Zonder de stereotypen en clichés uit de vele televisieseries en realityshows? Het is wellicht geen toeval dat de tekst uiteindelijk een soort van repetitie voor de opname van een documentaire blijkt te zijn.

N is zich bewuster van haar uitzonderlijke situatie dan pakweg Kim Kardashian. Ze is welbespraakt en heeft een scherpe intelligentie. De Wolf laat N haar eigen blik op de wereld en op zichzelf analyseren. Dat gebeurt met de nodige arrogantie. De arrogantie van degene die weet dat zijn blik regeert. Pas als Louis XIV in de tuinen van Versailles wandelde, spoten de fonteinen. Het is de koninklijke blik die voor het momentum zorgt: ‘Ik ben niet laat en niet vroeg/ de afspraak is op het moment dat ik er ben’, zegt N schaamteloos. Misschien, zo geeft ze toe, is haar blik niet de enige juiste beschrijving van de werkelijkheid, maar het is wel de meest relevante: ‘want zoals wij naar de wereld kijken/ zo zou iedereen dat willen doen/ iedereen wil rijk zijn’. Verwijzend naar the film Titanic zegt N dat het onderdek altijd van het bovendek droomt. En daar heeft ze gelijk in. Maar naarmate het stuk zich ontwikkelt, wordt het duidelijk dat het onderdek de nachtmerrie is van het bovendek.

De wereld die N observeert en becommentarieert is minder haar eigen gemaniëreerde en gestileerde universum – al is ze daar ook niet blind voor – maar in de eerste plaats ‘de andere kant’: de gewone wereld, met gewone mensen en vooral met bedelaars, zwervers en sukkelaars. Het is uit het observeren van deze laatste groep dat N een voyeuristisch genot haalt. N kijkt naar de andere kant met de nieuwsgierigheid en fascinatie die samenhangen met het taboe en de transgressie:

Hannah en ik komen uit een milieu
een bevoorrecht milieu
waarin het kind van de mismaaktheid
wordt weggehouden
waarin het kind zelf
uit nieuwsgierigheid
uit opwinding
al dan niet erotisch geladen opwinding
de mismaaktheid zoekt
de mismaaktheid opzoekt
zelf een wandeling maakt
naar de andere kant
de kant waar wij niet kwamen
niet mochten komen

N is opgevoed in een wereld waar het ‘lelijke’ per definitie is buitengesloten. Dat lelijke omvat zo uiteenlopende dingen als slechte smaak, fysieke mismaaktheid en armoede. Het zijn die ‘details’ die N opmerkt. Daaruit heeft zich een kijken ontwikkeld dat tegelijkertijd ook altijd een wegkijken moet zijn. Als je te lang en te intens kijkt, dan raak je betrokken bij wat je ziet. En dat mag natuurlijk niet: de andere kant moet de andere kant blijven. Het gaat er N daarom om ‘het kijken/ en het niet-kijken/ naar de afschuw/ naar het weerzinwekkende/ in één enkele beweging/ gevat te krijgen’. En dat betekent concreet:

willen zien
en tegelijkertijd
net genoeg wegkijken
niet kijken
zodat het geen blijvende indruk
op u kan maken
dus om het toe te laten
het beeld
de indruk
en het me tegelijkertijd
niet te laten wankelen

Het is een gedesaffecteerd kijken, een kijken dat geen consequenties voor het handelen impliceert. Want om te kunnen handelen moet je eerst ‘geraakt’ worden. De Wolf zoekt in het geval van N ook naar een psychologische verklaring. Het gedesaffecteerde kijken zit al in de manier waarop N zich door haar vader bekeken voelde en hoe ze zelf als puber naar haar vader keek toen deze een overdosis medicijnen nam en voor haar ogen stierf. Altijd weer: kijken, observeren, maar daar geen consequenties voor het handelen aan verbinden.

De Wolf verbindt die blik met ‘witheid’. Die witheid is in de eerste plaats de letterlijke witheid van N’s favourite restaurant ‘The Blue White’ dat tweemaal per jaar opnieuw gewit wordt:

omdat wit alleen maar mooi is
zegt men in The Blue White
als het wordt bijgehouden
als het niet wordt aangetast
als het nergens zwart wordt
in de hoeken
aan de randen

Die witheid wordt een niet mis te verstane metafoor voor ‘the white privilege’ en de wil om dat privilege zolang mogelijk te behouden. N is zich ten volle bewust van haar niet te rechtvaardigen privileges, van het onevenwicht, van het geweld dat een dergelijke situatie potentieel kan en op een dag ook zal produceren. Ze spreekt over een ‘excessief inconsequent schuldgevoel’ omdat ze beseft dat de dingen blijven zoals ze zijn, ‘dat arm arm blijft/ en rijk rijk/ en dat er hooguit daartussenin/ wat schommelingen zijn’. Ze beseft dat het leven niet open ligt en vol ongekende mogelijkheden is. Integendeel zelfs: de mogelijkheden zijn gekend en van grote veranderingen kan alleen maar gedroomd worden. Ze weet heel goed dat als ze haar goederen niet zal delen en dat ze haar op een dag met geweld zullen afgenomen moeten worden. Want dat is het enige wat volgens haar de situatie fundamenteel kan veranderen: geweld.

er is ook maar één ding
dat het hele mechanisme
kan doen keren
en dat is
zoals gezegd
het me afnemen
je moet voor me gaan staan
en zeggen:
‘ik wil hebben wat jij hebt’
‘geef hier of ik vermoord je’
je moet het me afnemen

De logica is elementair. Rijkdom delen is nog moeilijker dan het delen van macht. Als politieke organisatievorm heeft de democratie een cruciale en beslissende rol gespeeld in de scheiding en de deling van de macht. Maar de rijkdom heeft de democratie niet kunnen herverdelen, hoeveel lippendienst aan dat idee ook bewezen wordt. Alleen het revolutionaire geweld kan dat, zo lijkt N te suggereren.

Haar schuld – ‘de schuld die ik ongetwijfeld heb/ alleen al door te zijn wie ik ben’ – probeert ze af te lossen door het steunen van allerlei initiatieven:

het zijn
het spijt me maar zo heet dat in mijn hoofd
compensatie-evenementen
goedmaak-bijeenkomsten
het zijn
gelegenheden die onschadelijk maken
wat ons
de bevoorrechten
bedreigt:
het geweld

het geweld aan de andere kant
het geweld uit het niks
uit armoede
uit wanhoop
uit drift
is het enige dat mij bedreigt
dat mij nog bedreigen kan
de donkere uitzinnigheid
de demonen van de andere kant
ze maken me kwetsbaar
omdat ik ze
sinds mijn kindheid
ook heb gezocht
en heb gevonden
in mezelf

Het geweld dat van buiten komt, wordt door N gesubjectiveerd. Dat is altijd makkelijker dan de objectieve economische onrechtvaardigheid onder ogen te zien. Het geweld van de ‘marginaal’ wordt een spiegel voor N’s eigen donkere kant en haar eigen demonen. Geen toeval dus dat ze zich tot de kunst keert.

in de kunst
door de kunst
wordt het draaglijk
het geweld
de dreiging
de demonen
de andere kant
wordt in het kunstwerk
tegelijk losgelaten en bezworen
getralied en woest gepresenteerd
en uiteindelijk
in een catalogus met prijslijst
te koop aangeboden
en ik koop ter vereffening

Investeren in kunst om de schuld van de bevoorrechte in te lossen en de naderende revolte van de buitengeslotene te bezweren:

zolang het mij niet wordt ontnomen
met geweld wordt ontnomen
mijn vermogen
mijn voorsprong
zal ik betalen
om het geweld uit mijn buurt te houden
zal ik betalen
om het geweld te ontwapenen
zal ik betalen
voor de transformatie van geweld tot kunst
tot mode
tot amusement

De Wolf laat N meer verwoorden dan alleen maar de vooroordelen van haar bevoorrechte klasse. In haar voyeuristisch excess – de wereld bekijken zonder erdoor geaffecteerd te worden en dus zonder in te grijpen – wordt iets zichtbaar van het geweld dat zich achter de façade en aan de grenzen van de moderne samenleving aan het ophopen is. En één ding is zeker: er gaat nooit genoeg kunst gemaakt kunnen worden om dat geweld in toom te houden.

The courage to be disliked van Willem De Wolf is uitgegeven bij De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 624), 69 p. De tekst ging in april 2021 in première met een opvoering van Compagnie de Koe.