Wanneer de Russische dichter Daniil Charms naar het theater ging, droeg hij altijd een plaksnor. Een snor hoorde volgens hem nu eenmaal bij zo’n chique aangelegenheid als een theaterbezoek. Dus krijgen alle toeschouwers bij Yy of ‘Eer de nagedachtenis aan de slag bij Thermopylea’ een houten nepsnor aan een touwtje, om te dragen in de zaal. De Poezieboys zetten zo gelijk de toon: alle serieuze en traditionele theaterconventies zijn bij hen lachwekkend en worden vervangen door speelsheid en absurditeit.

Poezieboys (Jos Nargy en Joep Hendrikx) hebben een grote liefde voor de dichtkunst als sociale kunstvorm, als happening. Voor hun maandelijkse Poeziebar, al enkele jaren een hit in Zaal 3 van Het Nationale Theater en op De Parade, laten zij zich inspireren door een uitbundige poëzieavond in Carré in 1966. Daar traden dichters zoals Jules Deelder en Simon Vinkenoog op voor een uitverkochte, joelende zaal in ruil voor een halve kip en een joint. Met diezelfde rock ’n roll mentaliteit willen Nargy en Hendrikx de poëzie ook in 2022 leven inblazen.

Het is dan ook niet verrassend dat De Poezieboys inspiratie voor hun nieuwe voorstelling vonden bij Charms. Ook hij maakte van de poëzie een gezamenlijke belevenis. Charms organiseerde in de jaren twintig van de vorige eeuw met zijn tijdgenoten volgens Hendrikx en Nargy ‘knotsgekke avonden’ met een uur poëzie, een uur toneel en een uur film. Het was te midden van een streng stalinistisch Rusland een artistieke vrijplaats waar geen idee te gek was en waar logica geen plaats had.

Bij een manifest in de foyer krijgt het publiek van Yy dan ook op het hart gedrukt dat je de kunst deze avond absoluut niet mag interpreteren. Daarin zijn De Poezieboys resoluut, doch liefdevol: als je het toch wilt, doe het dan heel stiekem. En mocht je worden betrapt op interpretatie, dan zal een knuffel of massage je weer op het juiste pad brengen.

Het ruige anarchisme dat De Poezieboys in hun eerdere werk meenamen vanuit de poëzie in de jaren zestig, is in Yy ingeruild voor een zachtere sfeer, zonder dat dit afdoet aan de bruisende gezelligheid. Bij binnenkomst krijgt het publiek felgekleurde likeurtjes aangeboden en spelen De Poezieboys badminton met de toeschouwers. Tijdens de voorstelling mag je kleien, tekenen of je nagels lakken. De speelse atmosfeer is grotendeels te danken aan de enscenering in de jaren negentig-Memphisstijl. Jonge vormgevers Sjaan Hofstede en Pleun Verhees vulden de ruimte met tafels bekleed in pastelkleurig bont en een dambordvloer.

Wat volgt is een vrolijke viering van de absurditeit. Een gedicht vanuit de maag van Nargy, een kort toneelstuk met enkel éénlettergrepige woorden en het rocknummer ‘Ik heb een Oe in mijn hart’ (‘Yy’ in de titel wordt volgens het Russisch uitgesproken als ‘Oe’), een knipoog naar Normaal waarbij het publiek uitbundig meezingt. Ondertussen heeft een groepje toeschouwers samen een eiland van kinetisch zand gebouwd.

De Poezieboys laten in hun voorstellingen geregeld ruimte voor input van het publiek, in de vorm van poëzievoordrachten of andere acts. Vaak zorgt dit voor verrassende pareltjes. Het is siert Hendrikx en Nargy dat zij dit vertrouwen geven aan hun toeschouwers en een veilige sfeer creëren waarin toeschouwers onvoorbereid durven op te treden. Dit keer biedt iemand aan om de openingsmonoloog van de Gijsbrecht van Aemstel voor te dragen, wat een geweldig contrast schept met de antitraditie die De Poezieboys beogen.

In één scène benoemen De Poezieboys deze relatie met hun publiek. Hendrikx speelt een boze toeschouwer die niet begrijpt waarnaar hij kijkt en niet mee wil gaan in de absurditeit. De man wil niets liever dan ‘gewoon theater’ waar hij thuis over kan vertellen aan zijn vrouw en kinderen. Het is niet helemaal duidelijk waarom deze scène in de voorstelling zit, want het publiek van De Poezieboys heeft allang deze houding niet meer. Hendrikx speelt echter heel humoristisch en benadrukt daarmee nogmaals: deze voorstelling gaat nergens over en dat is precies de bedoeling.

Nargy en Hendrikx slagen er vakkundig in om een voorstelling zonder logica te maken, van een feestelijk chaotisch begin tot een gepassioneerde, bijna ijzingwekkende slotmonoloog. Elias De Bruyne doet voor het eerst de eindregie van het duo. Zijn liefde voor absurdisme en associatief denken blijkt een gedroomde match met de onbevangenheid en humor van De Poezieboys. Met zijn betrokkenheid, evenals die van het vormgeversduo en muzikant Nick Feenstra, zetten De Poezieboys met Yy een sterke nieuwe stap in hun makerschap. Ze gaan voorbij aan hun grote inspiratiebron in 1966 in Carré en vinden steeds meer hun eigen manier om poëtische happenings te organiseren: vriendelijker, speelser, slimmer en nog steeds ontzettend rock ’n roll.

Foto: Jassir Jonis