De avond voor ik naar Jorre Vandenbussche ging kijken zag ik Yé! van Circus Baobab. Wat een contrast! De circusdansers barsten van lichamelijke dynamiek en lijfelijke controle en voeren hoogstaande kunstjes op. Vandenbussche kampt met een ongeneeslijke ziekte die de controle op bewegingen aantast. In Vitus – de ziekte danst mij zoekt hij kwetsbaar en traag contact met de ruimte en het publiek.

De Vlaamse acteur Jorre Vandenbussche (48) die in vele producties van grote en kleine Vlaamse en Nederlandse gezelschappen gespeeld heeft en met het gezelschap Maelstrom maatschappelijk betrokken stukken maakt, lijdt aan de erfelijke ziekte van Huntington. Een ziekte die het zenuwstelsel aantast, en die ook de ziekte van Chorea wordt genoemd. Chorea komt van het Griekse woord chorein dat dansen betekent – denk aan choreografie. De beweeglijkheid tijdens het lopen van patiënten lijkt, met enige fantasie, op het zich dansend voortbewegen, zo lees ik op een internet-encyclopedie.

De voorstelling noemt Vandenbussche een zoektocht naar fysieke en spirituele genezing. Wat kan en moet hij nu doen? Hoe kan hij zijn ziekte dragelijker maken? Of is er toch genezing mogelijk? Hij zoekt onder meer antwoorden in de geschiedenis, zoals in het leven van de heilige Vitus (4de eeuw, Sicilië). Sint Vitus werd aangeroepen bij lethargie, zenuwziekte en hondsdolheid, en was/is de patroonheilige van onder anderen dansers, acteurs en epileptici. ‘Als ik christen was, kon ik me tot hem richten’, zegt Vandenbussche.

Vanwege hun spastische bewegingen werden patiënten zelfs lang ‘Vitusdansers’ genoemd. Op de feestdag van Sint-Jan trokken ze in stoeten rond. Op het schilderij ‘De Sint-Jan-dansers van Molenbeek’ van Pieter Brueghel de Jonge uit 1592 zie je zo’n stoet mankend en wankelend een brug oversteken. Dat vond Jorre Vandenbussche een mooie insteek voor een eigen ritueel.

In Brugge koos hij een paar weken geleden voor een brug over de Reie, op Cultura Nova brengt hij zijn verhaal in het Thermenmuseum. Een schitterende locatie. Het publiek zit met koptelefoons op een hoge brug over de in schemerlicht badende archeologische site van het Romeins badhuis. In de verte staat Vandenbussche in een wit pak, aan het begin van een loopbrug die het zicht op mozaïekvloeren, pilaarstompen, muurstukken van dichtbij mogelijk maken. De thermen waren niet alleen badhuizen, je kon je er ook laten onderzoeken door dokters en er waren allerlei middeltjes tegen kwalen te vinden. Valt er in die oude medicinale wereld een uitkomst voor de ziekte te ontdekken?

Vandenbussches queeste is vooral een bezweringsritueel, een ritueel om de ongeneeslijke erfelijke ziekte als het ware uit te bannen. We horen in onze koptelefoons ademen, zuchten. Namen van genezers, wetenschappers van vroeger en nu, van goden, van mythische begrippen worden afgeroepen, wezens die hem moeten vergezellen op zijn tocht. Vandenbussche begeleidt zich op een draailier. Hij draait steeds heftiger.

Hij waagt stappen naar voren, aarzelend, treuzelend, het lukt. Het gaat traag, twijfelend traag. Op een videoscherm zien we hem in realtime stappen zetten, maar de beelden worden vervormd. Hij krijgt vleugels die uitzetten en inkrimpen, hij wordt een engel, een transcendent wezen op weg van deze wereld naar een gene.

De acteur vertelt zijn verhaal in flarden, over zichzelf, het ziekteproces, stelt zich de vraag wanneer je je echt patiënt mag noemen, wanneer en of de ziekte de persoon wordt. Flarden tekst uit neurologische onderzoeken declameert hij, flarden uit medische verslagen, losse opsommingen over mogelijke behandelingen, met geneeskrachtige kruiden, door aderlating, duiveluitdrijving. Pillen helpen niet tegen de kortsluiting in de hersenen. Je stelt jezelf vragen. Hoe magisch mysterieus en onheilspellend onvoorstelbaar werkt ons brein toch? Maar daar heeft Vandenbussche niets aan.

We zien hem langzaam gaan, over de lange loopbrug. Wankelend, strompelend, spastisch dansend. Choreografe Tijen Lawton heeft hem begeleid. Klanken van de draailier, maar ook piano en percussie (in een compositie van Marcel Wierickx) maken zijn tocht nog gevoeliger. Videobeelden (ook van Wierickx) vloeien van life-beelden over in abstract bewegende vormen. Vandenbussche drinkt reinigend water, vertelt een weetje over een zoutpop die smelt in de zee. Hij zoekt evenwicht, valt, de koptelefoon valt stil, hij staat op. Beklemmende beelden.