Een bruid komt op, met een door verdriet vervormde stem. Er glinsteren enkele rafeldraadjes aan haar trouwjurk. Ze zegt dat ze droomt van een huisje op het platteland, met een bloemen- en moestuin en in de erker een witte piano. Actrice Elsie de Brauw zingzegt haar tekst, als een vocaliste.

Midden op het toneel prijkt een gecapitonneerde bank waarboven een kinderportret hangt dat stil en roerloos lijkt te zijn, maar af en toe beweegt. Dat is bijna griezelig. Verboden Gebied. Vrouw in Niemandsland heet de monoloog, in 2015 geschreven door de Vlaamse auteur Erwin Mortier voor een besloten bijeenkomst in Ieper. Dat was ter nagedachtenis aan de eerste gifgasaanval in Ieper, toen honderd jaar eerder. Nu is de voorstelling op Theaterfestival Boulevard te zien, een meer dan terechte programmering.

In Verboden Gebied richt Mortier de aandacht op de vrouwelijke stem in de Grote of Eerste Wereldoorlog die in de westhoek en zuidwesthoek van Vlaanderen diepe, huiveringwekkende sporen naliet. Hij baseert zich op brieven, oorlogsboeken, dagboeken en andere getuigenissen van vrouwen., vooral uit het Angelsaskische taalgebied. Engelse vrouwen meldden zich als vrijwilligster om achter de linies gewonde soldaten naar de hospitalen te brengen. Het leed van deze vrouwen is onpeilbaar. De aangrijpendste scène is die waarin De Brauw uitroept ‘wij vrouwen zijn die van de oorlog, we zijn een ander ras’.

In de regie van Johan Simons speelt ze verschillende rollen, die van moeder en aanstaande bruid, van verliefd meisje, van verpleegster en chauffeur. Als aanstaande bruid mag ze, gearrangeerd door haar moeder, trouwen met een soldaat die blind, verwond, volkomen kapot uit de oorlog is gekomen. Hij krijgt een medaille. Maar hij is nog ernstiger gewond: hij zal haar nooit kinderen kunnen geven. Die medaille vervloekt hij. De soldaat beseft dat hij geofferd is aan een zinloze loopgravenoorlog. Hij zegt het huwelijk af.

De verschrikkingen van de oorlog zijn verpletterend. Ook de waanzin ervan. De Engelse meisjes werden opgevoed in grote kuisheid, maar eenmaal achter het front zagen ze jongemannen compleet verwoest, het waren niet meer dan kluiten aarde vol ledematen, geslachtsdelen, verwrongen gezichten. In Engeland deed men alsof er niets aan de hand was, daar zaten mannen in de sociëteit op te scheppen over de vorderingen aan het front en ze citeerden brieven van hun zoons: ‘It’s so splendid to be really in it.’ De weerklank van de oorlog in Groot-Brittannië is er een van de leugen: de Britse jongemannen werden uitgezonden als helden en kwamen als ‘levende doden’ terug. Ze verlangen ernaar, aldus de propagandamachine, om hun eerste stappen in de loopgraven te zetten. Daar wachten hen vlammenwerpers, granaten, gifgasaanvallen: vernietigingstuig uitgedacht door mannen in witte jassen in laboratoria.

De veelvuldigheid aan rollen die De Brauw vertolkt maakt Verboden Gebied tot meer dan een monoloog: het is een indrukwekkend en aangrijpend stemmenspel met telkens nieuwe, wisselende perspectieven. In de absurditeit van de oorlog schuilt zelfs af en toe een macabere vorm van humor. Bijvoorbeeld wanneer De Brauw uitlegt hoe de gewonde of halfdode soldaten, die kluwen van ledematen en modder, vervoerd moeten worden. Wat gifgas aanricht, een shellshock met het menselijk lichaam doet. Juist door het perspectief van de vrouw die balanceert tussen zorgzaamheid, liefde en ook woede om háár toekomstige lot maakt de voorstelling in de subtiele regie van Simons tg. Aan het slot spreidt De Brauw haar bruidssluier over zich heen en het meisjesportret (van Alexandra Greidanus) verdwijnt en er vallen sneeuwvlokken. Dát is het perfecte beeld van het niemandsland van haar toekomst.

Foto: Jean Philipse