Textielstad Almelo bouwt aan een fraaie traditie van ‘stadsmusicals’ die de eigen stad en haar geschiedenis tot onderwerp hebben, bijna aldoor voorzien van een fijne dosis droge humor. Na Van katoen en nu en Het verzet kraakt heet de derde Van katoen en water. Hiermee is de Almelo-trilogie voltooid. Plaats van handeling is het zogenoemde Indië-terrein in het hart van de stad, waar de textielfabrieken van onder meer Ten Cate waren gevestigd. Het speelveld ligt tegen de zijkant van de voormalige fabrieken aan, zodat het publiek zicht heeft op het kenmerkende zaagtanddak.

Een lange rij geraniums bakent de bühne af. Acteur Laus Steenbeeke, voormalig stadsarchivaris, slijt zijn dagen ‘achter de geraniums’. In zijn rol van Bertus Hondebrink is hij dement. Hij verwijlt in de herinnering, allereerst aan zijn overleden vrouw Soofie, maar meer nog aan de bewogen, rijke Almelose historie. Volgens de ondertitel belicht de musical ‘een slordige 600 jaar geschiedenis’. Dat is veel, alomvattend veel zou je zeggen. Aanjager van de terugkeer in de geschiedenis is Steenbeeke zelf die in zijn ouderdomsverbeelding tal van historische scènes de revue ziet passeren. Zijn persoonlijke verpleegster Stella, een prachtig toegewijde rol van Renée de Gruijl, gaat met hem mee in dat verleden.

Op papier is het een behoorlijk ingewikkeld verhaal, zoals tekstschrijver Laurens ten Den het heeft opgesteld. Er is een tweede verhaallijn waarin de jonggeliefden Soofie (Merel Kappenburg) en Gijsbert (Bart Klop) elkaar willen winnen, maar zij is van het water en hij van het land – en hun beider vaders verhinderen dat. In de kostumering (door Sasja Polder) zien we dat terug: de watermensen zijn blauw gekleed, de landmensen zandkleurig. André Manuel vertolkt de Landman en Ten Den de Waterman. Geleidelijk aan verdwijnt deze liefdeslijn uit het verhaal en nemen historische scènes de overhand, waaronder het uitbreken van de Franse Revolutie (1789), de Franse tijd in Nederland, het stichten van de eerste textielfabrieken in de negentiende eeuw en het verval ervan in de jaren zeventig van de vorige eeuw.

De musical met liedteksten van Jan Tekstra en muziek van Fons Merkies is eerder een mozaïek van telkens in de tijd verspringende scènes dan een voorstelling met een dragende verhaallijn. In de regie van Anne de Blok en met live muziek onder leiding van dirigent en arrangeur Jos Pijnappel is Van katoen en water vooral een musical opgebouwd uit ingrediënten die echt des musicals zijn: een liefdesverhaal met gevoelige duetten, de symboliek van vrijheid uitgedrukt door de vlucht van kraanvogels, de liefde van verpleegster Stella voor Bertus en enkele maatschappelijk-historische incidenten. Kortom: wat het hart beroert.

De glansrol is weggelegd voor Steenbeeke als Bertus. Het is onwaarschijnlijk knap hoe hij met een enkele schouderbeweging, een blik, een juist gekozen woord of een gebaar de dementie en het verwijlen in andere tijden vertolkt. De muzikale begeleiding en de zangkwaliteiten zijn helemaal in orde, met De Gruijl als een heel erg gloedvolle Stella. In de samenzang hapert er soms iets, maar dat geeft juist ook weer een authentiek cachet aan het geheel.

Wat misschien nog wel uniek is aan deze Almelose stadsmusical is de frisse, opgetogen humor ervan. De woorden ‘Almelo’ en ‘Almeloër’ worden op diverse manieren uitgesproken, soms liefdevol, dan weer ironisch. De inmiddels in Nederland wereldberoemde uitdrukking van Herman Finkers dat er ‘in Almelo altijd wat te doen is’ krijgt vele variaties. Ook de spontaniteit waarmee het Almelose dialect wordt gebezigd, is verrukkelijk. Al is Van water en katoen als geheel hybridisch en nogal los van samenhang, het is vooral Laus Steenbeeke die het Almelose verhaal groots maakt.

Foto: Willem van Walderveen