125.000 bezoekers in drie dagen. Meer dan 150 voorstellingen uit binnen- en vooral buitenland, vrijwel allemaal in de Deventer binnenstad. Zo’n open stadsfestival is ook dit jaar niet haalbaar, waardoor de organisatie op zoek moest naar alternatieven. Net als FestiValderAa kent Deventer Op Stelten dit jaar daardoor een radicaal andere opzet.

Grootschalige optochten door de stad zijn vervangen door individuele theatrale wandelingen, grote pleinen door kleine parkeerterreinen en zelfs binnentuinen. In plaats van 150 voorstellingen een kwart daarvan, dat voor maximaal 30 bezoekers wel vaker te zien is en verspreid over elf dagen. In de programmering ligt de nadruk bovendien op Nederlandse makers.

Nieuwe energie
Een als zodanig geafficheerde openingsvoorstelling kent deze editie van Deventer Op Stelten niet, maar de wereldpremière van de installatie dRift van het Franse Ilotopie neemt die rol met verve op zich. Ilotopie ontwikkelde dRift als een grootschalige locatievoorstelling op het water, waarbij honderd transparante mensachtige figuren zich door de stroming zouden verplaatsen, begeleid door drie spelers die het publiek meevoeren als de Rattenvanger van Hamelen.

Bij de installatie in Deventer zijn de figuren verankerd en staan gedurende het hele festival in de Buitengracht. De meeste alleen of in duo’s, slechts sporadisch is een iets grotere groep te zien. Alle figuren zijn identiek, maar door de constant aan verandering onderhevige lichtinval verkrijgen ze toch een eigen identiteit. Een identiteit die versterkt wordt doordat ze in de wind zacht of harder bewegen en hun slingerbewegingen omgezet worden in energie om ze ’s avonds te verlichten – de een veel helderder dan de ander. Als installatie in plaats van voorstelling symboliseert dRift een wereld vol beperkingen, maar suggereert ook dat er nieuwe energie is te vinden in de stilstand die geen moment absoluut is.

Samensmelten met de ander
Zo afwezig als de makers van dRift zijn, zo letterlijk in your face is Guido Bevers (Babok) in ReFlex. Hij ontwikkelde een performance voor één toeschouwer en één speler als reactie op corona en de gevolgen van de anderhalvemetersamenleving op de interactie tussen individuen. Aanvankelijk is er afstand. De bezoeker staat op een draaischijf, waarna eerst het gezicht overdekt wordt door een kubus van plastic glas. Zwarte spiegelende platen beperken vervolgens meer en meer de blik, waardoor de bezoeker stap voor stap wordt afgezonderd van de buitenwereld. Totaal duister wordt het net niet, waardoor de bezoeker constant de eigen reflectie ziet, ook als miniatuurfiguurtjes worden toegevoegd.

Dit deel doet denken aan The Tube van Objektentheater TamTam, maar ook al is Bevers niet te zien, zijn aanwezigheid is tastbaar. Van fysiek contact is evenmin sprake, maar door de lichtinval valt het gezicht van de bezoeker de laatste minuut samen met dat van de performer, waardoor ReFlex een van de meest intieme voorstellingen van het festival is.

Snoeiharde klap
Dat de pandemie niemand onberoerd heeft gelaten en zeker theatermakers niet, is meer dan duidelijk. Laat het maar aan Muziektheatergroep BOT over vanuit de lockdown te komen met een ronduit overrompelde nieuwe voorstelling. KLAP begint snoeihard met ‘In je straatje’ waarbij Job van Gorkum alle complotdenkers de mond snoert:

Wie is de weg kwijt
Wie wil verhaaltjes
Om alles wat hij niet snapt in te stoppen
Totdat alles weer gaat kloppen

Je hoeft alleen maar stil te zijn en hij praat je naar de mond en hij zegt wat je horen wilt. Zoals gebruikelijk wordt Van Gorkum daarbij ondersteund door een veelvoud aan zelfgebouwde instrumenten, waaronder een duivelse variant op een pijporgel dat slechts drie tonen voort kan brengen, maar wel met zoveel kracht en volume dat de dertig bezoekers in Burgerhaven haast weggeblazen worden.

Meer nog dan in eerdere voorstellingen wisselt BOT euforische geluidsexplosies af met stille, ingetogen nummers waarin ruimte is voor vertwijfeling en angst. Kritiek op het denken dat alles meteen weer kan (‘Los met de trossen, geniet u kapot’) wordt in de regie van Craig Weston vol humor enorm uitvergroot, maar maakt ook plaats voor scènes waarin handeling en muziek nagenoeg stilvallen. Er is ruimte voor een absurd spelletje lepelleggen en in vrijwel complete duisternis wordt rustig de tijd genomen om een kubus op te zetten waarop uiteindelijk het gehele gezelschap geprojecteerd wordt.

Wat KLAP zo sterk maakt, is dat de voorstelling weliswaar ontstond vanuit het moment dat alles opeens tot stilstand kwam, maar dieper graaft, juist door het uitvergroten van de contrasten en ambiguïteiten. Het ‘geniet u kapot’ bevraagt niet zozeer of we weer gaan hollen na het noodgedwongen stilstaan, maar vooral hoe. Willen we dat op dezelfde manier als voorheen? Louter ‘dansen en vergeten’, of zoeken we samen naar een manier om opnieuw te beginnen, zoals bijna breekbaar klinkt na de geluidsexplosie aan het einde van de voorstelling.

Kom laten we samen
De daden vertragen
Verlangzaam de uren
Verduurzaam de dagen

Met KLAP levert BOT al zoekend en tastend een voorstelling die niet alleen het voorbije jaar en de onzekere nabije toekomst vat, maar ook kritisch verder durft te kijken en aanzet tot verandering. Zo overstijgt de voostelling het hier en nu, want die klap kan ook een zeer persoonlijke zijn die niets met een pandemie van doen heeft. Zoek je dan houvast in mensen die je naar de mond praten of ga je op zoek naar een nieuwe richting?

Foto: KLAP van BOT, Rene den Engelsman