Een gids in een fraai knalrood gewaad leidt ons met zachte hand in groepjes een donkere, lange, rechthoekige zaal in, waar wij aan de korte kant verzamelen achter een rood lint. We kijken uit op een plateau ver van ons vandaan, waarop voorwerpen zijn uitgestald. Rotsblokken lijken het, met links een reusachtige, bont en zacht beklede bol met kleine uitsteeksels.

Pas na minuten wachten leidt de gids de meesten van ons voorbij het lint, naar de lange zijkanten van de zaal, dichterbij het plateau. Als we goed kijken, zien we af en toe een rotsblok bewegen, schijnbaar uit zichzelf. De bol blijft voorlopig onbeweeglijk. Intussen is een soundscape komen opzetten, die de ruimtelijkheid versterkt, en een mysterieuze, maar warme sfeer schept in de zaal.

In zijn nieuwste voorstelling THINGS at the End of the World, die op zaterdag 6 april zijn Nederlandse première beleefde op het festival 2turvenhoog, neemt de Italiaans-Duitse danser en choreograaf Alfredo Zinola bewust de tijd om zijn publiek van kinderen en volwassenen te laten landen in een van zijn zelf gecreëerde, hoogst originele droomwerelden. Eerder was hij op 2turvenhoog te zien met PRIMO, waarin hijzelf en nog een danser spelen met elkaar en met voorwerpen in een rond zwembad. Het publiek zit om het bad heen, en kan hun spel van dichtbij volgen via vensters in de zijwand.

Was het zwembad met ramen een medium om kinderen te laten kennismaken met moderne dans, met THINGS wil Zinola zijn jonge en oudere toeschouwers laten reflecteren op hun relatie met de natuur. Hij noemt het ‘een spel tussen mensen en dingen’. De ‘rotsblokken’, gemaakt van vederlichte kunststof, doen denken aan de stenen die je verzamelt tijdens een wandeling door de bergen, maar ook aan de voorwerpen in een museum als Naturalis in Leiden.

Na de lange inleiding brengen Zinola en zijn partner Salome d’Attilia, de gids in het rood, de voorwerpen steeds dichter bij ons, in een vloeiende choreografie. Ze slepen de ‘stenen’ met witte touwen door de zaal, steeds verder naar ons toe, zodat we ze kunnen aanraken. De kinderen reageren met dezelfde behoedzaamheid waarmee Zinola en D’Attilia hen uitnodigen om mee te doen. Veel kids blijven zitten, veilig tegen hun begeleiders aangevleid, en kijken alleen maar, stil, en duidelijk gefascineerd door wat zij horen en zien.

Maar geleidelijk aan voeren de twee performers het tempo en de spanning op. Net als Zinola verdwijnt achter de bol, stuitert deze geluidloos diagonaal de zaal in – een perfect gecoördineerd moment, een hoogtepunt in THINGS. Zinola komt weer tevoorschijn, en brengt ook de bol tot vlak voor onze neuzen, terwijl hij hem laat dansen door er met zijn handen op te timmeren. De bol mag dan zacht zijn, door zijn omvang heeft hij ook iets angstaanjagends.

Toch zijn we er niet bang van, we blijven kijken, zoals alleen kinderen kunnen kijken naar zachtaardige monsters. Zinola bewaart een ragfijne balans tussen angst en fascinatie – wat deze recensent betreft de grootste verdienste van THINGS. De voorstelling eindigt met de verrijzing van het plateau. Het blijkt een driehoek te zijn met onregelmatige uitsteeksels, als een rotswand in de bergen. De twee performers dragen het ding boven hun hoofden door de zaal, en laten het dan zacht op de grond neerkomen.

De droomwereld van THINGS is geëxploreerd en gedemonteerd, we kunnen weer naar huis, terwijl hij nog nagonst in onze hoofden en harten.

Foto: Dorothea Tuch