Welke kleur is de lucht? Wanneer je na Spectrum van Schweigman& weer naar buiten stapt, kun je in die grote zomerse blauwte boven de spoorbaan ineens een zweem kaneel ontwaren, als aankondiging van de avond. Misschien zie je ook het bleke geel waar de kleuren in elkaar overlopen. Door je tempo te vertragen, je lichaam te dragen en je blik te sturen heeft de installatie je gevoelig gemaakt voor de nuance. 

Theaterfestival Boulevard zou deze zomer de 30e editie beleven, maar door corona ging dat feest niet door. Onder de noemer Afzender Boulevard zijn er verspreid over ’s Hertogenbosch toch verschillende voorstellingen te vinden. Zonder festivalhart, zonder bussen met Frits als gids. Maar eenmaal binnen bij Schweigman& in de Brabanthallen vergeet je even wat je mist.

Met lichtkunstenaar Mathijs Munnik en ruimtelijk vormgever Cocky Eek bouwde Schweigman& een installatie voor veertien bezoekers. Net als in de twee eerdere werken met Eek, Blaas en Curve, speelt Spectrum met de ruimte en met de tocht die het lichaam daarbinnen aflegt. Stak de bezoeker die ruimte eerder kruipend (Blaas) over, of lopend zonder voorbij de bocht te kunnen kijken (Curve); nu wordt het opgetild en gedragen. Ook hier zit de spanning in het dubbele spoor: je motorische systeem is bezig met de verplaatsing, terwijl je je met je sensorische systeem afvraagt waar je bent en waar je naar op weg bent. Je ogen, oren, tastzin, je evenwicht: je hebt ze allemaal nodig. Plus het vermogen om je over te geven.

Na een korte instructie volgen we een voor een de smalle, donkere aanlooproute. Doeken hangen van het plafond tot aan de vloer, maar net iets breder dan je schouders. Na een slinger vind je een opening en stap je binnen in een ronde, witte ruimte. Daar zoek je je eigen naam. Op die plek ga je staan en luister je naar de geluidscompositie van Yannis Kyriakides, ruisend, knisperend, ritselend, aanzwellend en verdwijnend. Je bent alleen met de plek.

Dan begint je wereld te kantelen. Het wit wordt onpeilbaar zwart, krijgt kleur, blijkt diepte te herbergen. Je staart een kunstmatige hemel in, of de oneindige ruimte, of een gloeiende put in de hel. Er komt een ronde witte schotel op je afzweven, nee een zwarte monoliet, nee een donzig rood kussen. De kleur komt van ver aanzweven, kruipt van onder ons omhoog. Ze cirkelt op je af, ze draait van roze naar geel naar groen naar het blauw van een mezenei.

Het werk van Boukje Schweigman kent vaak een bedachtzaam tempo. Het geeft een tegenwicht aan de snelheid van het e-tijdperk. Het maakt je even bewuster. Het maakt ruimte voor de nuance. Ook Spectrum ontvouwt zich gelijkmatig; telkens komt er een laagje bij in de beleving.

Die traagheid, daar moet je wat mee; mijn lichaam protesteert ertegen met pijntjes en de drang om te bewegen. Je kijkrichting wordt door je houding bepaald. Ik probeer uit te vinden onder welke hoek we liggen, maar het kost me moeite om mijn hoofd op te tillen. Die fysieke spanning veroorzaakt spanning in de beleving van de kleuren. Is het waar dat groen kalmeert, rood activeert? Nu mijn lichaam niet in de neutraalstand komt, voel ik het helemaal niet zo. Maar wat dan wel?

Ik maak hier zelf het drama. De blik terug omhoog dus maar. Donkerslag.

Buiten is de lucht kaneel-geelblauw.

Foto: Karin Jonkers