Toen de dieren nog praatten was er seks. Punt. In Frankrijk had men het weleens over ‘amitiés et désirs particulièrs’ – versta homoseksualiteit en perverse liefde, maar dat was ver van ons bed. Vandaag overspoelen nieuwe woorden van Angelsaksische origine als queer, (non-)binair, appropriatie, transitie, intersectioneel, woke en ally onze taal om alles wat buiten de hetero-normatieve definitie van seks én identiteit valt te benoemen en te eren (en alles anders te verketteren). Het acroniem LBGTQIA+ vat de kwestie samen. Of houden we het maar gezellig bij ABBA? Daarover gaat Seks(e)(n) van Cie De Koe en mugmetdegoudentend. Explosief materiaal.

‘Wahlverwandtschaften’, een novelle van Johann Wolfgang von Goethe uit 1809 was het uitgangspunt voor Seks(e)(n). De titel is een begrip uit de chemie van die tijd. Letterlijk betekent het ‘gekozen verwantschappen’, in de chemie stond het voor de aantrekkingskracht die twee chemicaliën op elkaar uitoefenen, waardoor een nieuwe stof ontstaat.

Toen Goethe het boek schreef leek de wereld nog overzichtelijk. Psychologie stond nog in zijn kinderschoenen. Je had ‘natuur’ en ‘cultuur’. De tuin stond als ‘getemde’ natuur symbool voor die cultuur. Maar het was ook toen opletten geblazen, want wie zijn hoofd verloor viel ten prooi aan wilde, natuurlijke driften.

Daar kwam volgens Goethe niets goeds van. In de novelle zijn Eduard en Charlotte een welstellend echtpaar die hun tijd verdrijven met de verfraaiing van hun tuin en het nabijgelegen dorp. Uit een soort gril besluiten ze twee anderen bij hun kinderloze huishouden te betrekken. Eduard haalt de militair Otto in huis, Charlotte kiest voor haar onbemiddelde, maar engelachtige nichtje Ottilie

Al snel laait de passie tussen Otto en Charlotte enerzijds en Eduard en Ottilie anderzijds hoog op. Als een chemische reactie, zo denkt Goethe. Maar terwijl Charlotte en Otto het hoofd koel houden, wil Eduard met alle geweld Ottilie tot de zijne maken. Vele verwikkelingen later leidt dat tot de onfortuinlijke dood van de baby van Charlotte. Ottilie acht zichzelf schuldig aan die dood. Ze hongert zichzelf uit en overlijdt. Eduard is zo ziek van verdriet dat hij haar snel volgt in de dood.

Goethe kaartte hier kwesties aan waar we steeds meer mee zijn gaan worstelen. Hoe moet je je verhouden tot je ‘natuurlijke driften’? Kan je ze tussen haakjes zetten of vormen ze een onoverwinnelijke kracht? Bepalen ze wie je bent, je ‘identiteit’? De lastigste vraag is wel of je daar enig ‘recht’ aan kan ontlenen? Of is het allemaal inbeelding, een maatschappelijke opgedrongen, ‘hetero-normatieve’ constructie die alleen maar tot onderdrukking en geweld leidt?

Over die vragen is ondertussen zoveel gezegd en geschreven, dat het quasi onmogelijk werd om er nog zo onbevangen, met simpele tegenstellingen als natuur-cultuur of drift-ratio, naar te kijken als Goethe deed. De taal heeft de werkelijkheid overwoekerd. Zoek daar maar je weg in dat artificiële oerwoud, schrikbarender dan de echte jungle. Seks en identiteit zijn een mijnenveld geworden: voor je het weet heb je iemand op zijn tenen getrapt, of een grens overschreden.

Die overwoekering van de werkelijkheid door de taal valt merkwaardig genoeg samen met het moment dat ‘de natuur’ ook werkelijk verdwenen is: de hele aardbol is gedomesticeerd. Met kwalijke gevolgen: het zou zomaar kunnen dat we op die manier onze eigen ondergang bewerkstelligen.

Het hoeft dus niet te verwonderen dat Cie De Koe en mugmetdegoudentand Goethe maar lieten voor wat hij is, en een eigen tekst schreven, een ‘Wahlverwandschaften 2.0’. Maar die speelt zich wel nog altijd af in een tuin, zij het een zeer artificiële tuin, met dorre takken op statieven her en der op het podium. We bevinden ons in een park waar zo meteen het mode-evenement ‘Mijnenveld’ van Dries Van Noten zal openen. Ecologie en identiteit zijn er de inspiratie voor.

De opening laat echter op zich wachten. Ondertussen keuvelen vier personages, die luisteren naar de naam van de acteurs zelf, in kekke kostuums – duidelijk ‘fashionista’s’- over Van Noten. De posities zijn al snel duidelijk. Natali Broods is – aanvankelijk toch – de standvastige, rationele denker, de Charlotte van dienst. Haar wederhelft, Peter Van Den Eede, is een chagrijnige scepticus, die iedereen de kast op jaagt. Een kwaadaardige Eduard. Daartegenover staan Lineke Rijxman, een schijnbaar aller-charmantste, tolerante vrouw, en haar wat tobberige, vredelievende echtgenoot Willem De Wolf. Ottilie en Otto dus. (Of ben ik het nu te ver aan het zoeken?)

Al snel hebben ze het over de vele nieuwe begrippen die het verkeer tussen mensen benoemen en zo ook regelen. Woorden die het gezelschap nog maar pas leerde en probeert te begrijpen. Van Den Eede is het meest sceptisch. Over ‘queerness’ bedenkt hij zich bijvoorbeeld: ‘ge kunt geen queer zijn, ge kunt alleen zeggen dat ge queer zijt’.

Daarmee wijst hij bijna terloops op een rode draad die door het hele stuk zal lopen: de vraag of woorden wel kunnen definiëren wie je bent, of alleen maar een etiket zijn dat je op een gedrag kleeft – alsof zo meteen alles verklaard zou zijn. Ready-made identiteiten, Van Den Eede (en bij uitbreiding het hele ensemble) gelooft er niet zo erg in.

Maar daar blijft het niet bij, want meteen stelt hij zich ook de vraag: ‘Moet ge queer zijn om uit te leggen wat queer is?’ Daarmee wordt een ander heikel debat geopend: is appropriatie toegestaan? Het roept het bekende geval op van Scarlett Johansson, die afzag van een filmrol als transgender na protesten van de transgender gemeenschap in de USA. Ze was niet de eerste, noch de laatste die met dat soort kwesties af te rekenen kreeg.

De vraag komt veel later terug als alweer Van Den Eede zich hardop afvraagt waarom hij, met zijn masterdiploma in de dramatische kunst, geen personage zou mogen vertolken dat ‘anders’ is dan hijzelf. Dat is uiteindelijk toch wat acteurs doen?

De relaties tussen de personages op het podium ontsporen ondertussen behoorlijk. Lineke Rijxman bijvoorbeeld valt onverwacht uit haar rol van lieftallige echtgenote als ze haar vrienden uitscheldt voor ‘rotgeile kut’ en ‘politiek correcte negerlul’. Dat gaat de anderen te ver: ze werken haar met zachte drang het podium af. De Wolf put zich daarna uit in verontschuldigingen: ze kan het niet helpen, want ze lijdt aan het syndroom van Gilles de la Tourette.

Niemand lijkt er bij stil te staan dat Rijxman het misschien beu is om politiek correct te spreken over verlangens, seks en identiteit, en er gewoon uitflapt wat ze denkt. Het moet allemaal meteen gemedicaliseerd tot een syndroom. Nog zo’n etiket dat moet verklaren, maar dingen even goed vertroebelt. Ze wordt trouwens razend als iedereen haar later identificeert met haar syndroom.

Rijxman raakt daar een huizenhoge paradox aan: de ene keer kloppen we een bepaalde drift op tot een identiteit – we zijn LBGTQIA+-, de andere keer ‘hebben’ we een aandoening, maar ‘zijn’ we ze niet. We mogen geen enkele identiteit veroordelen, maar sommige handelwijzen zijn blijkbaar geen ‘identiteit’ maar gewoon schandalig gedrag. Dus: homoseksualiteit = identiteit, maar fluiten achter vrouwen = schandalig. En als je het nu eens niet kon laten? Moeilijk, moeilijk…

Net als Rijxman valt Broods later uit haar rol als ze zich out als een anti-feministe die geniet van gore seks. Uiteindelijk komt het op haar initiatief ook een paar keer echt tot seks, maar dan niet op de manier die je zou verwachten. Maar dat kan ik hier niet verklappen. De Wolf daarentegen wordt het bij alle paradoxen en definitieproblemen zo zwaar te moede dat hij besluit om niet langer te seksen. Wat hij dan toch wel weer even doet. Oeps.

Ondertussen blijft het ‘Mijnenveld-défilé’ van Dries Van Noten maar uit. Of hebben ze het gemist? Je zal het nooit weten, maar het is wel de aanleiding voor bespiegelingen over de natuur van de natuur, en of er nog wel een natuur is of alleen maar ‘Penjing’: landschappen in miniatuurformaat in plantenbakken.

Zijn we dan verdwaald in onze eigen gedachten en obsessies? Is de natuur nog een toetssteen voor ons denken of zijn we haar – al was het maar als reality check – helemaal kwijt? Dat is de vraag die een paar keer opduikt in een heuse parabel over Chinese geleerden die tijdens een congres proberen te bepalen of de Gele Rivier nu echt bestaat of alleen het product van onze verbeelding is. Een lawine maakt een einde aan de conferentie, zodat de vraag voor eeuwig onopgelost blijft. Net zo maakt een vreselijke ramp ook een einde aan de voorstelling.

Het mag duidelijk zijn: Seks(e)(n) is een ideeënstuk, dat veel nieuwe begrippen en ideologieën kritisch weegt én ze ook afweegt tegen kwesties zoals de klimaatcrisis. In het licht van die crisis is alle identitair gekissebis niet veel meer is dan een krampachtige ontkenning van de futiliteit van al onze taalspelletjes. Terwijl we elkaar vastzetten in lettertjes die we zijn of hebben is de boot waarop we zitten lek en neemt de natuur wraak. In het stuk gebeurt dat op spectaculaire manier. Net als in de film. Maar dat moet je zelf ontdekken.

Foto: Koen Broos