Jan Rot, liedschrijver, muzikant, zanger, hertaler van grote pophits, musicals en klassieke meesterwerken, heeft een nieuw programma in elkaar gesleuteld. Seks & Drugs & Rot & Roll heet het en gezien alle ellende en tegenslag die hij erin memoreert, is het bewonderenswaardig dat hij nog steeds blijmoedig een podium oploopt, zijn gitaar pakt en liedjes zingt.

Rot neemt in Seks & Drugs & Rot & Roll hortend en stotend, met lak aan bijna alle theaterwetjes, de jaren tachtig van de vorige eeuw met ons door. Muzikaal en maatschappelijk. Zijn opkomst van Jan-lik-me-vestje, in spijkerbroek en zwart t-shirt met de woorden ‘Zo dan….’ zet de toon voor de komende uren. Uren, jawel, vijf kwartier voor en vier na de pauze.

Dat is fors te lang om uit de doeken te doen hoe hij als rockmuzikant met band de ene flop na de andere scoorde en hem geen gelukje gegund werd. Na zijn bekering tot Nederlandstalig artiest en schrijver in de jaren negentig kwam de waardering uit vele hoeken. Maar het blijft tobben wat publieke belangstelling betreft, zelfs nadat hij in 2015 de Annie M.G. Schmidtprijs in de kast mocht zetten voor het beste theaterlied en een jaar later opnieuw werd genomineerd. Op 3 december viert hij zijn zestigste verjaardag in Carré met Rockers in Holland, een concert met vele Nederlandse collegazangers.

Ja, Rot kan een liedje schrijven. Eigen werk én fijne, vaak grappige hertalingen van wereldhits. Dit keer dus uit de jaren tachtig. Last Christmas van Wham is bij hem Snertkerstmis geworden, To all the girls i’ve loved before van Willie Nelson en Julio Iglesias heet nu, geheel genderneutraal, Voor wie ooit in mijn armen lag, Baggy Trousers van Madness is in het Nederlands Drollenvangers en Madonna’s La Isla Bonita is nu Lanterfanteneiland.

Leuk, maar het irritante aan deze voorstelling van Rot is dat hij nauwelijks een liedje afmaakt. Vooral voor de pauze is het hap-snap-gehalte vervelend. Midden in een lied houdt Rot op, soms al na drie of vier regels. Van zijn anekdotes uit het treurige muzikantenbestaan zou hij er meer moeten vertellen. Dan kan het opdreunen van belangrijke en memorabele gebeurtenissen uit die jaren, zonder er iets aan toe te voegen, achterwege blijven.

Het eerste applaus klinkt pas na dik een half uur en niet toevallig voor het eerste lied dat hij helemaal uitzingt, met pianobegeleiding: een geweldige hertaling van Billy Joels Goodnight Saigon. Waarvoor Rot de tekst heeft toegeschreven naar ons eigen Nederlands oorlogstrauma in Indonesië: ‘we kwamen blozend, zo uit de polder; en gingen onder in tropenkolder. De eerste actie, begon in juli en niemand dacht nog aan Multatuli.’

Jan Rot is niet van de glitter en de glamour, dat weten we. Maar ’t kan ook te slordig zijn, te vrijblijvend tussen de schuifdeuren en uit de losse pols. Als hij zichzelf er al niet te kort mee doet, dan toch zeker zijn publiek.