‘Zelfs de acteur die mij speelt weet niet wat hij met mij aanmoet, hij schaamt zich voor mij’, snauwt Max woedend. Alleen op zijn kamer kijkt hij door het raam naar het feestje dat zijn overbuurmeisje Lisa geeft. Hij heeft een uitnodiging gekregen, maar hij gaat niet. Hij haat zichzelf en de rest van de wereld nog meer.

Nee, sympathiek is het hoofdpersonage van Recht allerminst. Max, overtuigend gespeeld door Joep Paddenburg, kaffert zijn moeder uit en is vooral boos. Boos op alle mooie meisjes die hem niet zien staan, boos op alle jongens die wél door die meisjes worden gezien – en meer. Waarom zijn zij mooi en is hij lelijk? Max vindt dat hij er net als iedereen recht op heeft om te worden aangeraakt. De frustratie van Max wordt daarbij fraai gespiegeld in de energieke choreografie van Dalton Jansen op beats van Xander Vrienten.

Het isolement van Max wordt daarnaast gevisualiseerd door de glazen kubus die het toneelbeeld domineert. Die kubus is niet alleen zijn slaapkamer, maar ook het aquarium van zijn kreeft Jordi op wie Max wil lijken omdat kreeften geen pijn voelen. Jordi (Juan Zyad) praat als de Zwitsers-Amerikaanse versiercoach Julien Blanc op Max in: gelijke rechten zijn een bedenksel: de ene helft is altijd slimmer, rijker, knapper dan de andere helft. Je bent alleen een slachtoffer als je je gedraagt als een slachtoffer, je moet hier en nu het recht opeisen om een winnaar te zijn.

Wanneer Lisa (Noah van der Burgt) haar eigen feestje verlaat om nota bene onder een lantarenpaal met een jongen te zoenen, wordt het Max te veel. In de felle confrontatie die volgt, kantelt het perspectief en maakt zij op niet mis te verstane wijze duidelijk dat het alleen aan haar is om te bepalen wie zij is, dat recht kan niemand haar ontnemen. Het is je plicht om te twijfelen, al is het maar een klein beetje. Ontroerend is hoe Max in de slotscène die twijfel laat zien, maar het aan de verbeelding van de kijker overlaat of hij nu wel of niet naar haar feestje gaat.

Regisseur Timothy de Gilde en schrijver Lowie van Oers lieten zich inspireren door de ‘incel-beweging’, maar Recht gaat zeker niet alleen over het verwerpelijke gedachtengoed daarachter en neemt het onderwerp ruimer. Recht is geen aanval op jonge mannen die zich terugtrekken op hun kamer achter de eigen laptop, maar een pleidooi om meer te doen dan alleen het raam openzetten. Want zoals alle spelers zich aan het begin al afvragen: waarom kunnen zij Max niet spelen? Iedereen herkent zich in het gevoel er niet bij te horen.

Het resultaat is een energieke voorstelling over eenzame adolescenten die vastlopen in hun eigen hoofd en daardoor het perspectief op zichzelf en de ander verliezen. Door de strakke cameravoering en de belichting van Tim van ’t Hof overtuigt Recht ook als stream, die een extra relevantie heeft gekregen doordat de voorstelling nu ook aansluit op de eenzaamheid die vele jongeren al langere tijd ervaren door alle coronamaatregelen. Maar als die verder zijn versoepeld, verdienen deze sterke dansers en spelers een tournee langs vele theaters én scholen met deze belangwekkende jongerenvoorstelling.

Foto: Julian Maiwald