Dat politici elkaar in de haren vliegen over twijfelachtige declaraties en beloningen is blijkbaar van alle tijden. Zo gingen in 336 voor Christus twee vooraanstaande politici elkaar verbaal te lijf in een volksvergadering van Athene. De voorstelling Recht zal zijn wat ik zeg! is gebaseerd op het verslag dat daarvan bewaard is gebleven.

De befaamde redenaar Demosthenes en zijn aartsrivaal Aeschines ruziën erover of het wel door de beugel kan dat Demosthenes een gouden krans krijgt voor zijn verdiensten voor de stad. Demosthenes vervult nog een politiek ambt en waarom zou iemand een bonus verdienen wanneer hij het werk doet dat hij moet doen, vraagt Aeschines. Allemaal afgunst, meent Demosthenes. En dan duurt het niet lang meer of beschuldigingen van dubieuze contracten en onduidelijke declaraties worden in de strijd geworpen. De burger mag bedenken wiens kant hij kiest.

Thomas Janssens en Matthias Meersman ontging de actualiteit van dit oude Griekse verslag niet. De twee jonge theatermakers die in 2011 afstudeerden en nu bij het Vlaamse Theater Malpertuis samenwerken, namen de tekst onder handen om hem voor een hedendaags publiek toegankelijker te maken. De setting van Recht zal zijn wat ik zeg! is een rommelig repetitielokaal, waar een technicus wacht op de acteurs. Wanneer die gearriveerd zijn en hun eerste kop thee op hebben, dienen ze in korte fragmenten de tekst van de discussie op. Ze geven zo de toeschouwer de gelegenheid hun woorden tot zich te laten doordringen. Tussen de fragmenten door strijken ze een overhemd, spelen even tafeltennis, oefenen een stuk tekst voor een camera, lopen het lokaal uit of bekijken een videoclip. Alsof ze nog uitproberen hoe ze hun argumenten zullen presenteren.

Dat brengt aardig wat lucht in de voorstelling, maar is niet zonder risico. Het  debat wordt steeds weer onderbroken voordat het spannend kan worden en de toeschouwer wordt even afgeleid. Onduidelijk blijft of de makers meer willen dan de tekst zo helder mogelijk overbrengen. Het debat wordt geen vinnige, principiële confrontatie tussen twee goedgebekte volksvertegenwoordigers, hoewel hun woordenwisseling opmerkelijke gelijkenis vertoont met de retorische handigheidjes van hedendaagse politici. Terwijl de inzet toch niet onbeduidend geweest kan zijn. Aeschines vond het na dit debat verstandiger om uit Athene te verdwijnen en een tijdje in ballingschap te gaan.

Jammer dat de vele onderbrekingen het tempo uit de voorstelling en de scherpte uit de discussie halen. Janssens en Meersman hadden wel iets meer van hun publiek mogen vergen.