Met de dood van Henny Vrienten is Nederland een van zijn grootste musicalcomponisten ontvallen. Met Ciske de Rat en Petticoat stond Vrienten aan de wieg van twee Nederlandse musicalklassiekers. Zijn theatercomposities waren altijd diepdoordacht en van een enorme kwaliteit. Collega’s prijzen Vrienten als een componist met enorm dramaturgisch inzicht: beter dan hem kon je het als theaterschrijver niet treffen.

De eerste keer dat Vrienten muziek voor een musical schreef was de musical in kwestie niet van zijn hand, maar van die van Harry Bannink. Foxtrot, origineel in 1977 door Bannink en Annie M.G. Schmidt geschreven, werd in 2001 nieuw leven ingeblazen. Vrienten was eerder door de in 1999 overleden Bannink aangewezen als diens opvolger bij de tv-programma’s Klokhuis en Sesamstraat. Hij kreeg de taak om de muziek van Foxtrot voor de herneming te bewerken. Het uit het origineel geschrapte lied ‘Triple sec’, waarvan de bladmuziek was zoekgeraakt, voorzag Vrienten van een nieuwe compositie. Geheel in de geest van zijn voorganger maakte hij van dit ‘dronkenvrouwenlied’ een Oost-Europese dans, door NRC-recensent Henk van Gelder aangemerkt als ‘een rake kruising tussen Kurt Weill en Harry Bannink’.

In 2005 volgde de musical Jan, Jans en de kinderen, met uitsluitend originele composities van Vrienten. ‘Henny was een meester in pastiches, kleuren en stijlen en voegde daar zijn eigen popgeluid aan toe’, zegt schrijver en regisseur Niek Barendsen, die jaren met Vrienten samenwerkte bij Klokhuis. Van daar was de stap naar het maken van een musical volkomen logisch. Barendsen schreef het script en de liedteksten, Vrienten zette die op muziek. ‘Henny zei wel eens met enige ironie dat hij met mij een soort Rodgers & Hammerstein wilde worden’, vertelt Barendsen. ‘Hij wilde werken als klassieke musicalliedmakers. Dan kwam ik bij hem en liet hij wat opties horen voor een lied, dat was dan half af. Ik luisterde daarnaar en paste de tekst een beetje aan. Hier een zinnetje erbij, daar een chorus herhalen. Henny pakte zijn gitaar erbij en dan gingen we het samen helemaal finetunen.’

Vrientens grote kwaliteit was dat zijn muziek recht tot het hart kon spreken, zegt Barendsen. ‘Als je een liedtekst schrijft is het bijzonder als iemand het gevoel dat eronder zit kan grijpen. Een woordje meer of minder maakt niet uit; het gaat erom dat een componist de essentie ervan pakt en het nóg beter aan je teruggeeft. Als liedtekstschrijver kon je het niet beter treffen dan Henny.’

Vrientens grootste musicalsuccessen kwamen in 2007 met Ciske de Rat en in 2010 met Petticoat, die een herwaardering voor oorspronkelijk Nederlandse musicals markeerden. Muzikaal leider Rosite van der Woude was bij beide musicals repetitiepianist. Ze herinnert zich dat ze de demo’s van Ciske de Rat kreeg op een cd’tje. ‘Vanuit zijn thuisstudio kwamen behoorlijk complete arrangementen, die hij zelf met samples had ingespeeld’, zegt ze. ‘Daaraan kon je goed horen dat Henny de arrangementen al in zijn hoofd had.’

Tekstschrijver André Breedland weet nog hoe Vrienten binnen een week de eerste drie liedteksten op muziek had gezet. ‘Met “Amsterdam” was ik zó blij, omdat het helemaal het gevoel van Amsterdam had, met die uithalen en carillons’, zegt Breedland. ‘Door “Er is altijd wat met Ciske de Rat” was ik buitengewoon verrast. Ik had coupletten geschreven die steeds eindigden met “en er is altijd wat met Ciske de Rat”. Daar had Henny een compleet refrein van gemaakt, dat was fantastisch.’

‘Het knappe van dat nummer is dat er een achtergrond wordt geschetst’, vult regisseur Daniël Cohen aan. Cohen heeft zelf nooit met Vrienten gewerkt maar is groot bewonderaar van diens oeuvre. ‘Je krijgt een indruk van het soort kind dat Ciske is, een schets van de zurige onderwijzer van de school waar hij terecht komt. Het heeft een dramatische opbouw met solisten en een kinderkoor erbij. Het is een éénaktertje in de vorm van een lied. Je merkt dat Vrienten heel theatraal aan het componeren was.’

Arrangeur Jeroen Sleyfer werd bij Ciske de Rat aan Vrienten gekoppeld en werkte sindsdien met hem samen. ‘Henny was zeer bezig met hoe de tekst op muziek klinkt, met klankrijm, het ritme en de klank van woorden’, zeg Sleyfer. ‘Ik ken in de theatermuziek niemand die dat zo sterk had als Henny.’ Van der Woude: ‘Hij had er geen enkele moeite mee om een zin zes maten te geven in plaats van acht als dat goed werkte voor de tekst. Sterker nog: zoiets werkte júist goed, omdat dat het heel eigen maakte’. Sleyfer: ‘Het begon voor hem allemaal met het ritme van de tekst. Daar zette hij een vaak unieke baslijn tegenover. Vervolgens ging hij het akkoordje invullen – niet door een noot van een akkoord wel of niet te laten klinken, zoals pianisten of gitaristen vaak doen, maar vanuit losse stemmen, totdat het de klank had die hij wilde. Hij was daar zeer gevoelig voor. Als ik voor hem arrangeerde en iets veranderde had hij dat meteen door. Hij had een enorm besef van smaak, daarin was hij heel helder: “Dit is goed en dat is niet goed.” Als dat niet klopte, was het nummer ook niet goed. Hetzelfde met tempo: Henny had de overtuiging dat bij een liedje één tempo klopte. Een ander tempo werd niet geaccepteerd.’

Bij elke nieuwe musical dook Vrienten in het materiaal en de tijd waarin het stuk zich afspeelde. Van der Woude: ‘Henny kon heel mooi een tijdsbeeld muzikaal vertalen.’ Ze verwijst naar de vele filmscores die Vrienten schreef. ‘Daarbij komt hetzelfde talent naar voren als in een musical, namelijk het ondersteunen en muzikaal sturen van een idee.’ Breedland: ‘Voor Ciske de Rat schreef hij bijvoorbeeld Kurt Weill-achtige melodieën. Bij Petticoat, zijn lievelingsmusical die in de jaren vijftig speelde, kon hij helemaal losgaan op muziekstijlen en authentieke instrumenten. Zo heeft hij een gitaar laten aanschaffen omdat die uit 1954 kwam en dus het juiste geluid had. Dat leidde wel eens tot discussies met producent Joop van den Ende, die wilde het groter hebben. Dan zei Henny heel beminnelijk: “Nee, in die tijd had je alleen deze instrumenten”. Daar was hij heel precies in.’ Hetzelfde met het carillon uit ‘Amsterdam’ uit Ciske de Rat. ‘Dat carillon was eindeloos lang niet naar Henny’s smaak’, weet Sleyfer. ‘Totdat we uiteindelijk echte klokken hadden gesampled met een mobiele studio in een museum voor beiaards. Dat soort details vond Henny heel belangrijk. Hij was een echte Gesamtkunstenaar.’

‘Henny koos er vaak voor om vrij eenvoudig te blijven in zijn composities vanuit de visie dat het publiek bij theatermuziek niet te veel tegelijk tot zich kan nemen, en je het dus gedoseerd moet brengen’, vervolgt Sleyfer. ‘Af en toe permitteerde hij het zichzelf om een complex stuk te schrijven. In zo’n geval zag je het complete palet van zijn kunde.’ Sleyfer verwijst naar ‘Met de wind in de rug’, het slotnummer uit Petticoat. ‘Daarin maakt hij muzikaal de stap van de jaren vijftig naar de jaren zestig: van brave jarenvijftigradiomuziek naar het geluid van ontluikende popmuziek met Beatles-invloeden. De harmonieën, de stemmen in het orkest, de manier van zingen en de strijkersarrangementen verwijzen soms zelfs al naar de jaren zeventig: je hoort een voorproefje van latere tijden, met inbegrip van eerdere melodieën uit de musical. Als je de leadstem zou negeren en je luistert naar wat daaromheen gebeurt, hoor je hoe ingenieus het in elkaar is gezet, alsof de tijdsbeelden vervloeien.’

Voor zijn dood werkte Sleyfer als arrangeur met Vrienten aan diens nieuwe musical De Koning van Amsterdam. Ongeveer zeventig procent van de liedjes is af. Wat er precies met het stuk gaat gebeuren, weet Sleyfer niet. ‘Ik heb veel sterren gezien in mijn carrière. Sommige waren aardig en andere helemaal niet,’ besluit Van der Woude. ‘Henny was ontzettend aardig. Hij was gewoon een muzikant onder muzikanten.’

Foto: ANP / Anneke Janssen