De nieuwste voorstelling van de gelouwerde choreograaf Alain Platel Nicht Schlafen beleefde gisteren zijn Nederlandse première tijdens het Holland Festival in een uitverkocht en na afloop minutenlang juichend Carré.

Hoewel Platel aankondigt dat zijn voorstelling een vertaling is van de angst en onzekerheid die ons tijdsgewricht in de greep houden en hij daarbij paralellen ziet met de eerste decennia van de twintigste eeuw, is er tijdens Nicht Schlafen weinig te merken van deze toch al erg grove vergelijking.

Het is waar dat de opgeblazen paardenlijven van Berlinde de Bruyckere meteen doen denken aan die uiterst vuile Grote Oorlog, waar Nederland buiten bleef en paardenkracht nog een rol speelde. Maar of je met dit soort gestes de vergelijking tussen toen en nu gestalte kunt geven, is de vraag.

Mahler, uit wiens muziek-oeuvre met enige regelmaat geciteerd wordt, verandert daar weinig aan. De keuze van de samples, zoals Platel het zelf ook noemt, bestaat uit über-bekende stukjes symfonie (bijvoorbeeld het Dood in Venetië-fragment uit de Vijfde) tot dingen die minder meezingen. De selectie bouwt echter nergens aan een visie op de relatie tussen het werk van Mahler en de van bloederige geweldspiralen doorspekte tijden van weleer. Laat staan dat het raakt aan de specificiteit van huidige vormen van oorlog en geweld, angst en beven.

Het is eerder omgekeerd. De programmatische muziek van Mahler en de gebarendans van Platel gaan uitstekend samen, omdat beide aan het illustreren van grote gevoelens en grote thema’s doen, zonder ooit in detail te treden. Gevechten tussen mannen, met hier en daar een schreeuw zoals ook sportlieden dat doen, staan kennelijk voor de vele vormen van geweld die mannen elkaar aandoen.

De enige vrouw die optreedt, wordt wel aan haar broek gesjord, maar die gaat niet uit. Als enige trekt zij later ook een hemdje aan, want blote borsten of blote billen, daar doet Platel niet aan. Het staat zo allemaal heel ver af van welke vorm van geweld dan ook, dit uitbeelden van een wereld ergens hier ver vandaan. Het enige wat dan overblijft, is de homogeniteit van een intens samenwerkende groep dansers. Het van het lijf scheuren van kleren is een feest en het publiek grinnikt er vergenoegd bij.

Goed gebruik van clichés is een belangrijke tak van sport in het theater, maar Platel gaat wel erg ver. Terugkerende zwaaiende armen doen denken aan engelen, vogels en al het andere dat het aardse kan of moet ontstijgen. Met politieke conflicten en onrust heeft het verder weinig vandoen.

Behalve de kostuums, vertoont ook het gigantische doek om het speelvlak ernorme scheuren. Natuurlijk roept dit alle mogelijke associaties op, van zeeslagen tot lijkwades, maar uiteindelijk gaat het niet verder dan het illustratieve decor van een piratenfilm.

Grommende celli, schetterend koper en bombastisch slagwerk zorgen zo ook voor dreiging, euforie en doffe teneergeslagenheid. Nergens worden de gebaren specifiek, noch in gevoelswaarde, noch in historische of sociale zin. Nergens worden mijn verwachtingen doorbroken of opgschort, steeds word ik gevoed met al te vaak gebruikte beelden en gebaren.

Erger nog vind ik de compositorische clichés die Platel ten toon spreidt. Het hele stuk is een groepsdans, waarbij de voortrekkersrol rouleert, onderbroken door hier en daar een duet. De richting is frontaal, naar de zaal gericht, alsof Platel voortdurend direct met zijn publiek in gesprek wil, terwijl hij in feite slechts in algemeenheden grossiert.

Deze opzet is niet alleen erg voorspelbaar en traditoneel (zie corps de ballet, maar dan kan iedereen solist worden en pas de deux’s doen) – de homogenisering van de groep laat weinig ruimte voor contradicties, problematisering, individuele trajecten. Witte danser gebruikt zwarte danser als vloerkleedje – het levert een ingenieus dansje op. Zelfde witte danser vermoordt daarna de openlijk seksuele danser met lange haren, dus homo is. Er is één danseres in het hele spel, die ijverig meedoet met de mannen, maar dan soms als moeder of als geliefde mag optreden.

Moet ik hieruit concluderen dat Platel meent dat al het geweld in deze wereld tussen mannen plaatsvindt en dat de onderdrukking van homo’s en zwarte mannen door witte mannen de crux is van ’s werelds ellende? En dat seksuele vrijheid het antwoord is op alle dingen?

De dansers laten zich weliswaar als personage inzetten, maar ze bewegen zich ondertussen allen binnen de streng gecodeerde, uit ballet, acrobatiek en gestiek bestaande bewegingstaal van Platel. Ze komen uit alle windstreken, maar spreken allen Platel. Niet alleen op het niveau van de representatie, ook in de individuele inzet is niets van een specifiek gevecht te zien. Nergens wordt de controverse die deze mensen werkelijk zou kunnen verdelen, ingezet.

Ergens in het midden van de voorstelling doen twee Congoleze dansers iets wat zij klaarblijkelijk van thuis hebben meegekregen. Even wordt er zonder gebaren gedanst en even is er gewoon plezier in het dansen. Het is een verademing, even geen opgeplakt thema.

Er is nog iets dat intrigeert in Nicht Schlafen. Tegenover de rol van een geweldadige, heterofiele clown zet Platel een soort homofiele sater, die in zijn uiterlijk erg doet denken aan de vaak naakt afgebeelde beschermheilige Sint Sebastiaan, maar dan zonder pijlen. Diens aanhoudende inzet op seksueel vertoon, levert een wonderlijke transformatie op. Na zijn geweldadige dood wordt hij een soort kwelgeest, die doet denken aan de nakende kwestbaarheid van Sméagol in de Lord of the Rings-speelfilms van Peter Jackson. Uiteindelijk trekt deze Sebastiaan heel even zijn broek uit in een poging om zich tussen de naakte, gezwollen paardenlijken te wurmen. Hier was voor mij een aanknopingspunt voor een minder welgevallige lezing van de effecten van langdurig geweld en onderdrukking geweest.

Maar de groep eist de danser op, net zoals met de Congolezen gebeurde. Binnen mum van tijd heeft de Sint Sebastinaan/Sméagol-figuur zijn broek weer aan en danst hij mee in de finale. Aan het einde van de voorstelling steekt Platel de draak met de letterlijkheid van Mahler, maar dan is het voor mij te laat. Ik heb dan zo weinig ruimte gekregen om voorbij de clichés van wit-zwart, homo-hetero, mannen met mannen en die ene vrouw te kijken, dat mij de veerkracht ontbreekt om nog iets te voelen bij deze zoveelste karkariturale geste.

Foto: Chris van der Burght