We leven in een tijdsgewricht dat meer seculier is dan ooit tevoren. Waar kan je vandaag de dag nog in geloven? In zijn nieuwe werk OMG zoekt fysiek theatermaker Igor Vrebac het antwoord hierop in de hedendaagse sportschoolcultuur. Het is een intense reis die uiteindelijk het midden houdt tussen extatische opluchting en sisyfusarbeid.

Ruim een uur lang zien we drie dansers (Inbal Abir, Max Laros en Anton van der Sluis) zich uit de naad sporten en dansen, voortdurend op en neer springend op drie trampolines. De strepen op de vloer, fel neongroen en -oranje, gecombineerd met de harde technobeat van Tonny Nobel, geven de ruimte een sfeer die het meest doet denken aan een rave in een gymzaal. Het sporten begint rustig met een emulatie van een warming-up op een loopband, maar al gauw wordt het sporten intenser en intenser. De meedogenloze soundscape blijft aanzwellen en dwingt de dansers om tot het uiterste te gaan.

De choreografie van Vrebac schittert in haar eenvoud. Door de losse frasen niet al te complex te maken, weet Vrebac te raken aan een beeldtaal die we veelal vanuit de sportschool en van fitnessinfluencers kennen. Handelingen die normaal met fitnessapparatuur gedaan worden, verweeft hij met rituele, gelovige handelingen zoals het christelijke samenbrengen van de handen om te bidden.

Hoewel het gevaar op de loer ligt dat de beperkte hoeveelheid eenvoudige frasen de choreografie als geheel weinig complex en wat oninteressant kan maken, weet Vrebac dit te vermijden door vol in de meedogenloosheid van de exercitie te duiken. Het lichtontwerp (Tommy van de Broeck en Rob Daanen) maakt tegen het einde mooie schaduwdansen, terwijl de silhouetten van de performers als blacklightschimmen voorbijflitsen.

De grootste kracht van OMG zit in de ambiguïteit van deze uitputtingsoefening. De dansers raken fysiek steeds meer uitgeput, hun lijven beginnen meer en meer te glimmen door het zweet en toch blijven ze lachen en contact zoeken met het publiek. ‘We doen dit samen’, lijken ze te zeggen. ‘Samen gaan we tot het uiterste.’ Of neigt het toch meer naar ‘we doen dit voor jullie’?

Het roept associaties op met de fitnesscultuur op sociale media, waarbij elke oefening, elke geleverde prestatie in de sportschool gedeeld moet worden met de volgers. Het gaat daar niet langer om het verbeteren van de gezondheid of om de dopamineroes na een intense sportsessie, maar om de likes die je kan vergaren met je strakke lijf of indrukwekkende prestatie. Jezelf tot het uiterste forceren voor wat digitale duimpjes-omhoog of wat applaus, zonder verder ergens naartoe te werken roept een bepaalde futiliteit op die benadrukt wordt door het ietwat anticlimactische einde.

Aan de andere kant toont Vrebac hiermee ook de weerbarstigheid van het menselijk lichaam. De bereidheid waarmee mensen tot het uiterste kunnen en willen gaan, zonder daar iets tastbaars voor terug te krijgen. Fysieke inspanning als manier om dichter tot jezelf of iets spiritueels te komen. Het ritualistische karakter dat in zekere zin inherent is aan sport, met name in een sportschool. De oprechte extase en energie die zo’n inspanning met zich meebrengt. De rush die je voelt als de adrenaline na afloop nog altijd door je aderen stroomt. OMG is in dezen ook een ode aan de kracht en de schoonheid van het menselijk lichaam.

Of je nu concludeert dat er een zekere schoonheid schuilt in fysieke uitputting of dat dit juist de futiliteit van eindeloze inspanning zonder beloning blootlegt, Vrebac heeft hoe dan ook met OMG een intense performance gecreëerd waar je als publiek niet omheen kan.

Foto: Bas de Brouwer